De doorhaling van drie maanden die een registeraccountant in november 2017 kreeg opgelegd door de Accountantskamer blijft ook in hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) overeind.
Uitspraak: ECLI:NL:CBB:2019:89
De huisaccountant van het frauduleuze en in 2013 failliet gegane European Design Center (EDC) in Den Bosch kreeg de maatregel opgelegd omdat hij tot driemaal toe assuranceverklaringen uitgaf zonder dat daarvoor aantoonbaar de vereiste werkzaamheden werden verricht. Op basis van die verklaringen werd in totaal liefst 1.958.492 euro aan subsidie uitgekeerd door de Europese Commissie aan EDC, dat zich bezighield met het initiëren en organiseren van projecten op het gebied van innovatie en productontwikkeling. Ook oordeelde de Accountantskamer dat sprake was van niet-integer handelen bij een belastingaangifte. De registeraccountant ging in beroep, maar het CBb noemt de tuchtrechtelijke maatregel nu passend en geboden. Het hoger beroep is daarom ongegrond.
De accountant stelde vanaf het boekjaar 2006 tot 1 oktober 2013 de jaarrekeningen samen voor EDC, verzorgde de aangiften vennootschapsbelasting en voerde assurancewerkzaamheden uit. In 2009 was het bedrijf initiatiefnemer van het door de Europese Commissie te subsidiëren innovatieproject BCreative, dat startende ontwerpers, modekunstenaars en gamedesigners in het zadel moest helpen en moest helpen om hun intellectuele eigendomsrecht te beschermen. EDC zou als intermediair namens de tien projectpartners alle papieren aanleveren die nodig waren voor het onderbouwen en indienen van de subsidieaanvraag. De Europese Commissie keerde tussen december 2009 en december 2012 bijna twee miljoen euro aan subsidies uit, maar in 2013 ging EDC failliet.
Onderzoek FIOD & OLAF
Uit onderzoek bleek later dat EDC niet alle gelden doorbetaalde aan de projectpartners en bij de Europese Commissie kosten declareerde die niet subsidiabel waren. Medewerkers van het Europese anti-fraudebureau OLAF vonden controlecertificaten van de accountant, die nodig waren geweest voor het verkrijgen van voorschotten. Ruim 98 procent van de kosten uit de verklaringen bleken niet subsidiabel. De FIOD kon in de dossiers van de accountant niks vinden dat duidde op het verrichten van serieus controlewerk. Het Openbaar Ministerie wierp de accountant voor de voeten dat het controledossier ‘een bonte verzameling’ was van documenten, waarvan een deel ‘gefabriceerd’ was nadat de assuranceverklaringen waren opgemaakt. Ook zou hij niet integer geweest zijn door EDC te adviseren om een voorziening van €140.000 euro op te nemen met als enig doel het omlaag brengen van het bedrag aan te betalen vennootschapsbelasting.
Hoger beroep
De klachten van het OM werden gegrond verklaard en de accountant werd doorgehaald voor de duur van 3 maanden. De tuchtrechter liet zich niet uit over het vermeende fabriceren van documenten, maar was het geheel mee eens dat de dossiers niet aan de eisen voldeden. In hoger beroep oordeelt het CBb dat er geen sprake is van het verstrijken van de driejaarstermijn of een ongeoorloofde uitbreiding van de klacht, zoals de RA aanvoerde. Ook is het college van schending van de goede procesorde door de Accountantskamer niets gebleken.
Geen slag in de lucht
Anders dan de RA meent was de klacht van het OM dat hij de controles naar de juistheid van de subsidiabele kosten en de intellectuele activa met onvoldoende diepgang en een onvoldoende professioneel-kritische instelling heeft uitgevoerd ook geen slag in de lucht, oordeelt het CBb. De bevindingen kwamen naar voren uit het onderzoek dat het OM heeft uitgevoerd naar aanleiding van bij de RA inbeslaggenomen digitale gegevens en fysieke dossiers. Volgens het OM is tijdens dat onderzoek van de werkzaamheden geen spoor aangetroffen. Het OM heeft daarom een voldoende gesubstantieerde klacht bij de accountantskamer ingediend, oordeelt het college. Onder die omstandigheden kon de RA in reactie op de tegen hem geformuleerde verwijten niet volstaan met de enkele stelling dat hij de werkzaamheden wel degelijk heeft uitgevoerd en vastgelegd. Van hem kon in redelijkheid worden verlangd dat dat hij zijn verweer met feiten onderbouwde.
Kwaliteit dossiers
Een andere grief van de RA was er op gericht dat de Accountantskamer voorbij zou zijn gegaan aan het door hem gevoerde verweer met betrekking tot de kwaliteit van de dossiers. Naar het oordeel van de Zwolse tuchtrechter bleek uit de door de RA overgelegde controledossiers niet welke controlemiddelen daadwerkelijk door hem zijn ingezet, laat staan wat de uitkomst van die inzet is geweest. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat wat niet behoorlijk is vastgelegd, niet is geschied. Het College is van oordeel dat de vastleggingen in het dossier, die inzicht moeten geven in de uitgevoerde werkzaamheden en in de grondslagen voor de belangrijkste beslissingen ontbreken, althans weinig meer behelzen dan kale vermeldingen van controlestappen. ‘Hetgeen appellant in de dossiers heeft vermeld, biedt onvoldoende aanknopingspunten dat de werkzaamheden die hij – ook in hoger beroep – stelt te hebben uitgevoerd, daadwerkelijk zijn uitgevoerd.’
Onjuiste belastingaangifte
Ook wat de RA inbracht tegen het verwijt dat hij het fundamentele integriteitsbeginsel heeft geschonden (door het opzettelijk doen van een onjuiste belastingaangifte en het aanzetten daartoe) leidt in hoger beroep niet tot de conclusie dat het oordeel van de Accountantskamer onjuist was. De onterecht opgenomen voorziening van 140.000 euro was door de RA niet in de jaarrekening meegenomen. ‘De overweging van de accountantskamer dat appellant geen bevredigende verklaring heeft kunnen geven voor het ontbreken van de voorziening in de jaarrekening 2012 is, anders dan appellant stelt, geen uitbreiding van de klacht. De accountantskamer heeft hiermee slechts duidelijk gemaakt dat aan de aannemelijkheid van het door appellant gestelde afdoet dat hij niet helder weet uit te leggen waarom hij de voorziening niet in de door hem samengestelde jaarrekening 2012 heeft verwerkt. In hoger beroep heeft appellant erkend dat het niet opnemen van dezelfde voorziening in de jaarrekening 2012 een omissie is geweest.’
Doorhaling niet disproportioneel
De mening van de RA dat de doorhaling in de registers voor de duur van drie maanden disproportioneel is wordt door het college niet gedeeld. ‘Voor het tot drie maal toe geven van assurance (waarvan tweemaal in het kader van het verkrijgen van flinke bedragen aan Europese subsidie) zonder dat aantoonbaar de daarvoor vereiste werkzaamheden zijn verricht en voor het niet integer handelen in het kader van een belastingaangifte acht het College het aan appellant opleggen van deze maatregel passend en geboden. Het feit dat het kantoor van appellant de kwaliteitstoets in 2016 met goed gevolg heeft doorstaan, is niet, zoals appellant stelt, in zijn nadeel meegewogen.’
Geef een reactie