Een hoogoplopend conflict over de verwerking van een aandelenoverdracht bij een bedrijf strekte zich ook uit tot de verwerking en goedkeuring daarvan in de jaarrekening. Dat zorgde er voor dat de twee controlerend accountants tuchtklachten aan hun broek kregen, maar net als in april 2018 bij de Accountantskamer blijft ook in hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) niets over van de beschuldigingen. Het CBb spreekt uit dat de Accountantskamer op goede gronden heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is gemaakt dat de jaarrekening niet zou deugen.
Uitspraak: ECLI:NL:CBB:2019:88
Het conflict over de verwerking van de aandelenoverdracht was ontstaan tussen het bedrijf en een indirect aandeelhouder cq voormalig indirect medebestuurder cq voormalig lid van de Raad van Commissarissen. Een andere voormalig medebestuurder hield 10% van de certificaten van aandelen in het bedrijf via een eigen vennootschap. Het bedrijf en die laatste voormalige medebestuurder spraken op een gegeven moment af dat hij een andere functie binnen het bedrijf zou gaan bekleden en kwamen in een beëindigingsovereenkomst overeen dat de eigen vennootschap van de man 50% van de door haar gehouden certificaten van aandelen aan zou bieden aan de Stichting Administratiekantoor (STAK) die was gelieerd aan het bedrijf waarvan beiden voormalig (indirect) medebestuurder waren geweest.
Lening aan STAK
Omdat de STAK onvoldoende middelen had om de certificaten van aandelen terug te kopen leende het bedrijf het benodigde geld aan de STAK. In de jaarrekening 2013 werd de lening van het bedrijf aan de STAK voor een bedrag van € 476.207,- in de toelichting op de balans vermeld. De (eerstgenoemde) indirect aandeelhouder was het niet eens met de in de jaarrekening 2013 van het bedrijf opgenomen vordering in rekening-courant op de STAK en de goedkeurende controleverklaring die een van de twee accountants daarover afgaf. (De tweede accountant was lid van het controleteam.) De partijen hadden volgens de aandeelhouder namelijk medio 2013 het oog gehad op een geheel andere constructie, die ertoe zou kunnen leiden dat de betaling in het geheel niet meer op de balans van het bedrijf verantwoord zou moeten worden. Volgens de aandeelhouder was door de accountants op onzorgvuldige en ondeskundige wijze uitvoering gegeven aan de controlewerkzaamheden met betrekking tot deze post.
Oordeel Accountantskamer
De Accountantskamer oordeelde echter dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond moest worden verklaard. Gelet op de gegevens waarover de accountants beschikten mocht de post aanvaardbaar worden geacht. Voor de wijze van verantwoording van de vordering op de STAK is niet van belang of de aandeelhouders van de entiteit hebben ingestemd met de lening aan de STAK, oordeelde de tuchtrechter. De klacht dat in de jaarrekening had moeten worden vermeld dat de besluitvorming met betrekking tot de lening nog bekrachtigd had moeten worden door de aandeelhoudersvergadering werd ook ongegrond verklaard.
Uitspraak CBb
In hoger beroep gaat het CBb mee in het oordeel van de Accountantskamer. Het College onderschrijft het oordeel van de Accountantskamer dat de accountant de post rekening-courantvordering op de STAK aanvaardbaar heeft kunnen achten. Van belang hierbij is dat de accountant had vastgesteld dat het bedrijf het bedrag van € 476.207,- in 2013 had overgemaakt aan de STAK en er geen leningsovereenkomst aan het door het bedrijf aan de STAK betaalde bedrag ten grondslag lag. Ook in de door appellanten in het kader van hun beroepsgronden geschetste feiten en omstandigheden, die de accountants volgens appellanten bij een meer diepgaande controle van de vordering van het bedrijf op de STAK hadden moeten constateren en in de controle hadden moeten betrekken, ziet het college geen grond voor een ander oordeel dan de accountantskamer.
Adviezen van derden omtrent de inkoop van de certificaten waar de appellanten op wezen hielden hooguit in dat inkoop onwenselijk was, maar niet onmogelijk. Dat aan de betaling van het bedrag van € 476.207,- geen rechtsgeldige overeenkomsten ten grondslag lagen, zoals appellanten stellen, heeft de controlerend accountant volgens het CBb geen aanleiding hoeven geven voor het oordeel dat het opnemen van de post rekening-courantvordering onjuist is. De beëindigingsovereenkomst van 20 juni 2013 voorzag immers in de inkoop van de certificaten en de met deze transactie gemoeide gelden waren al overgemaakt. Dat er nog geen besluit van de algemene vergadering van het bedrijf ter goedkeuring van de verstrekking van de lening was genomen, heeft de accountant blijkens het accountantsverslag onderkend. Hierbij heeft hij aangetekend dat hij heeft begrepen dat dit besluit in een nader te bepalen vergadering van aandeelhouders alsnog zal worden geformaliseerd in de loop van 2014.
Levering certificaten
Het College volgt de accountants in hun verweer dat het argument van appellanten dat de STAK de certificaten nog niet geleverd had gekregen, niet relevant is voor de vraag of het aanvaardbaar was om de vordering in de jaarrekening 2013 op te nemen als een rekening-courantvordering op de STAK. De accountant had immers vastgesteld dat er geen leningsovereenkomst aan ten grondslag lag en dat de met de transactie gemoeide gelden waren overgemaakt. De stellingen van appellanten dat de STAK geen nadere activa had en geen zekerheid had gesteld voor haar schuld, en dat het niet tot het (statutaire) doel van de STAK behoorde om (i) te handelen in certificaten en (ii) certificaten in portefeuille te houden, kan gelet op de reikwijdte van het klachtonderdeel niet leiden tot een ander oordeel. Gezien het voorgaande valt niet in te zien dat de accountant bij het vergaren van meer controle-informatie en controledocumentatie tot de conclusie had moeten komen dat de vordering niet kon worden verwerkt in de jaarrekening 2013, zoals dit uiteindelijk wel is gedaan, spreekt het CBb uit. Het betoog van appellenanten dat de accountant in strijd heeft gehandeld met de standaarden inzake professioneel-kritische instelling (NV COS 200), controledocumentatie (NV COS 230) en controle-informatie (NV COS 500) kan dan ook niet slagen.
Vordering oninbaar?
Voor zover appellanten stellen dat de accountantskamer niet heeft onderkend dat de certificaten nog niet in het bezit van de STAK waren, mist deze stelling feitelijke grondslag, oordeelt het CBb. In rechtsoverweging 4.10 van de bestreden uitspraak blijkt immers dat de accountantskamer in haar oordeel heeft betrokken dat de certificaten ten tijde van belang nog niet waren geleverd en heeft overwogen dat dit niet maakt dat de STAK de waarde van de ingekochte certificaten niet kon aanwenden. […] In aanmerking genomen dat de STAK de certificaten te gelde had kunnen maken, kan naar het oordeel van het College niet worden geconcludeerd dat de STAK over onvoldoende vermogen beschikte om aan haar verplichtingen jegens het bedrijf te voldoen. Gelet daarop ziet het College geen grond voor het oordeel dat voor de accountant redelijkerwijs aanleiding bestond te veronderstellen dat de vordering oninbaar zou zijn. Dat de certificaten pas in februari 2015 aan de STAK zouden worden geleverd, maakt niet dat het treffen van een voorziening in de jaarrekening 2013 noodzakelijk was. Het College volgt de accountantskamer in haar conclusie dat het verwijt van appellanten dat voor de rekening-courantvordering van het bedrijf op de STAK een voorziening wegens oninbaarheid getroffen had moeten worden geen doel treft en de klacht ongegrond is. De tweede grief slaagt evenmin.
Geef een reactie