Het overmaken van 9.500 euro naar een buitenlandse bankrekening op basis van een frauduleuze spoofing-mail door een RA valt onder beroepsmatig handelen zoals vastgelegd in de Wab en dus ook onder de werkingssfeer van het tuchtrecht. Door in een brief van zijn raadsvrouw op te laten nemen dat hij de klagers aansprakelijk zou stellen voor eventuele schade als gevolg van een tuchtklacht heeft de RA zich bovendien niet toetsbaar opgesteld. Dat spreekt het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) uit in het hoger beroep dat de RA aantekende tegen een uitspraak van de Accountantskamer vorig jaar waarbij hij een waarschuwing kreeg. Die tuchtrechtelijke maatregel blijft ook bij het CBb overeind.
Spoofing
De RA deed de betaling in zijn functie als onbezoldigd penningmeester van een stichting die zich bezighoudt met het organiseren van kamermuziekevenementen. De RA was van mei 2016 tot eind april 2017 penningmeester. Naar aanleiding van een mailbericht van een bestuurslid van de stichting maakte hij 9.500 euro over naar een bankrekening in Italië. Later bleek dat de e-mail niet van het bestuurslid afkomstig was, maar de overboeking kon niet meer ongedaan worden gemaakt. Volgens de RA was er sprake van ‘spoofing’, waarbij fictieve emailadressen worden ingezet. De stichting stelde hem daarop aansprakelijk en de Accountantskamer legde een waarschuwing op. Niet alleen vanwege het overmaken van het geld, maar ook omdat hij later het bestuur onder druk zette om geen tuchtklacht in te dienen.
‘Geen professionele dienst’
In hoger beroep bij het CBb voerde de RA geen grieven aan tegen het oordeel van de Accountantskamer dat hij had gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Wel voerde hij aan dat de Accountantskamer de tegen hem ingediende klachten ten onrechte ontvankelijk heeft geacht, omdat het uitoefenen van werkzaamheden als penningmeester niet onder het bereik van het begrip “ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep”, zoals bedoeld in artikel 42 van de Wab valt. Ter onderbouwing van dat standpunt wees de RA op een uitspraak van het College van 11 oktober 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BY0646. Verder voerde hij aan dat het doen van overboekingen niet kan worden aangemerkt als een professionele dienst en dat het geen bijzondere vakbekwaamheid vergt. Iedereen kan een overboeking doen. De RA was slachtoffer geworden van oplichting, stelde hij. Dat kan iedereen overkomen.
Werkingssfeer tuchtrecht
Het College overweegt in haar oordeel dat bij de inwerkingtreding van de Wab op 1 januari 2013, waarbij de Wet op de Registeraccountants (Wet RA) is ingetrokken, de werkingssfeer van het tuchtrecht in die zin is verruimd dat daaronder naast beroepsmatige gedragingen ook andere gedragingen vallen, mits die andere gedragingen te allen tijde van invloed zijn op de uitoefening van het beroep (Kamerstukken II, 2011-2012, 33 025, nr. 3, blz. 27 en 28). In artikel 42, eerste lid, van de Wab is – voor zover hier van belang – bepaald dat de accountant “ten aanzien van de uitoefening van zijn beroep” aan tuchtrechtspraak is onderworpen.
Beroepsmatig handelen
Het College onderschrijft het oordeel van de Accountantskamer dat de gedragingen waarop de aan de RA gemaakte verwijten betrekking hebben zien op beroepsmatig handelen van de RA in de hiervoor bedoelde zin en maakt dit tot het zijne. Het College neemt hierbij in aanmerking dat het als penningmeester overboeken van gelden van de bankrekening van de Stichting ligt op het vlak van de activiteiten die een accountant over het algemeen verricht. Daarbij is van belang dat de Stichting ter zitting van het College onweersproken heeft gesteld dat de RA juist vanwege zijn bijzondere competenties als accountant is aangesteld als penningmeester van de Stichting. Gelet hierop ziet het College geen aanleiding voor het oordeel dat de RA in zijn functie van penningmeester handelde als ieder ander die die functie zou kunnen verrichten. De aan de orde zijnde gedragingen vallen daarmee binnen de reikwijdte van artikel 42 van de Wab. Het beroep op de uitspraak van het College van 11 oktober 2012 kan de RA niet baten, omdat die uitspraak ziet op het tuchtrechtelijk verwijtbaar beroepsmatig handelen van een accountant dat tot 1 januari 2013 onder artikel 33, eerste lid, van de Wet RA viel. Zoals het College heeft overwogen is die regeling op 1 januari 2013 aangepast en is daarmee de werkingssfeer van het tuchtrecht verruimd.
Verzoek om af te zien van tuchtklacht: niet toetsbaar opgesteld
Met zijn tweede grief voerde de RA aan dat de Accountantskamer ten onrechte heeft overwogen dat hij laakbaar heeft gehandeld door de Stichting te verzoeken om van het indienen van een tuchtklacht af te zien. De RA wees er op dat een dergelijke handelwijze in het civiele recht gebruikelijk is en dat het niet zijn intentie is geweest om de Stichting daadwerkelijk van het indienen van een klacht af te houden.
Naar het oordeel van het College is uitgangspunt dat een accountant zich in het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep toetsbaar moet opstellen. Het opnemen van een passage in een brief (waarin de raadsvrouw van de RA aankondigde dat hij de Stichting aansprakelijk zou houden voor de eventuele schade die hij lijdt doordat de Stichting een ongegronde klacht indient), in een fase waarin nog niet daadwerkelijk een tuchtklacht is ingediend, zal in het algemeen als een drempel voor het indienen van een tuchtklacht kunnen worden ervaren. Ter zitting van het College heeft de RA bevestigd dat hij ermee heeft ingestemd dat de desbetreffende passage in de brief aan de Stichting zou worden opgenomen. De RA heeft zich naar het oordeel van het CBb aldus niet toetsbaar opgesteld en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De RA heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professionaliteit als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder a, van de VGBA. Een toetsing aan artikel 42, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wab, zijnde een restbepaling, is hier daarom en anders dan de accountskamer heeft overwogen, niet aan de orde.
Geef een reactie