Een RA gaf een goedkeurende controleverklaring af, waarna een filmproducent twee flinke financiële bijdragen kon ontvangen van het Nederlands Filmfonds. Het fonds kwam er echter achter dat de RA flink had verzaakt en de verklaring nooit had mogen afgeven. Voor liefst 200.000 euro aan opgevoerde productiekosten ontbrak de relatie tot de filmproductie of de noodzakelijke onderbouwing, meer dan 11% van het totale budget voor de productie van de film.
Het kantoor waar de RA werkt ging al flink door het stof en maakte melding van de kwestie bij de AFM. Ook de RA zelf geeft toe fouten te hebben gemaakt. De accountant heeft volgens de tuchtrechter in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid gehandeld en acht de maatregel van tijdelijke doorhaling van een maand passend en geboden. Daarbij wordt zwaar meegewogen dat de opdracht ziet op de controle van besteding van publieke gelden.
Uitspraak: 18-2055 RA
Subsidies
Het Nederlands Filmfonds kende in maart 2015 een subsidie van € 500.405,- toe aan de filmproducent en keerde dezelfde maand nog een tegemoetkoming in de productiekosten van een filmproductie uit van € 340.000,- op grond van de stimuleringsmaatregel Filmproductie in Nederland. Aan de toekenning van de bijdragen waren voorwaarden verbonden, waaronder een financiële eindafrekening voorzien van een door een accountant afgegeven controleverklaring. De RA controleerde de stukken in opdracht van de filmproducent en gaf een goedkeurende controleverklaring af.
Twijfel aan juistheid
Het filmfonds twijfelde echter aan de juistheid van de controleverklaring en gaf een extern bureau opdracht nader onderzoek te doen. Op basis van de uitkomsten van dat onderzoek concludeerde het fonds in 2017 dat de RA ten onrechte een goedkeurende controleverklaring heeft verstrekt omdat de financiële eindafrekening, opgesteld door de filmproducent, onregelmatigheden bevatte. Dit leidde ertoe dat de toegekende subsidies lager werden vastgesteld.
Kantoor door het stof
Het filmfonds diende een klacht in over de kwestie bij het accountantskantoor waar de RA werkt. Op 22 mei 2018 reageerde het kantoor schriftelijk op de klacht: “Wij moeten helaas constateren dat wij tekort zijn geschoten in onze werkzaamheden, op de hiervoor beschreven wijze. Niet alleen is de dossiervorming onvoldoende geweest, maar ook de controle zelf heeft voor zover wij hebben kunnen vaststellen niet voldaan aan de daaraan in redelijkheid te stellen eisen. Daarmee hebben wij uw vertrouwen beschaamd en zijn onze interne kwaliteitsregels geschonden. Dat nemen wij zwaar op. […] Zodra wij geconstateerd hebben dat onze kwaliteitsregels geschonden zijn hebben wij maatregelen getroffen die naar onze overtuiging passend zijn. Deze maatregelen hebben betrekking op de verantwoordelijke accountant, op onze positie als organisatie in relatie tot het [X] en op onze positie in het algemeen. Concreet zijn reeds de volgende maatregelen getroffen:
- Ten aanzien van de verantwoordelijke accountant hebben wij hem de bevoegdheid om namens [accountantskantoor] controles te verrichten en controleverklaringen te tekenen permanent ontnomen. Wij hebben hem dat in een zogeheten “normoverdragend” gesprek meegedeeld en hij onderkende dat deze maatregel passend is.
- Hoewel wij van mening zijn dat deze casus een uitzondering betreft, en dat de controlerend accountants verbonden aan onze organisatie gewend zijn goede kwaliteit te leveren, zijn wij van mening dat wij uw vertrouwen in zodanige mate geschonden hebben dat het niet langer passend is als wij in de toekomst nog verantwoordingen ten behoeve van het [X] blijven controleren. Wij hebben daarover contact gezocht met een ander kantoor dat bereid is dergelijke controleopdrachten in de toekomst van ons over te nemen.
- Onze toezichthouder, de Autoriteit Financiële markten dient door ons geïnformeerd te worden over incidenten die het vertrouwen in de accountantsorganisatie kunnen schaden. Bij een dergelijke melding dient de organisatie zich te verantwoorden over de wijze waarop het incident is geadresseerd. De toezichthouder zal, indien zij dat nodig acht, vervolgens eventueel zelf handhavend optreden. Hoewel in deze specifieke casus geen sprake is van een wettelijke controle in de zin van de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) vinden wij het toch nodig aan de AFM voor te leggen of wij voldoende adequaat gehandeld hebben naar aanleiding van uw klacht.”
Tuchtklacht
Het Nederlands Filmfonds laat het daar niet bij zitten en stapt naar de Accountantskamer. Daar verwijt het de RA:
Betrokkene heeft een viertal onregelmatigheden in de eindafrekening niet gezien en gecorrigeerd:
– Het doorbelasten van ‘interne kosten’ die niet vooraf zijn goedgekeurd;
– Het doorbelasten van kosten van apparatuur waarvan niet duidelijk is of deze eigendom was van de productiemaatschappij;
– Kosten die niet kunnen worden aangemerkt als kosten voor de filmproductie of die niet zijn onderbouwd met bewijsstukken;
– Stelselmatig aanvullen van budgetposten tot de hoogte van de begroting.
RA geeft fouten toe
Op de zitting erkende ook de RA dat de controle die hij heeft uitgevoerd op de door het filmfonds aangehaalde vier onderdelen niet correct is. Als gevolg daarvan is de controleverklaring ten onrechte afgegeven. Deze is weliswaar (nog) niet ingetrokken of van onwaarde verklaard, maar kan niet meer worden gebruikt. Dat is ook door het accountantskantoor schriftelijk aan het filmfonds bevestigd.
Goedkeurende controleverklaring
De Accountantskamer constateert dat door het filmfonds is gesteld, en door de RA is niet betwist, dat van circa € 200.000,– (meer dan 11% van het totale budget voor de productie van de film) aan opgevoerde productiekosten is vastgesteld dat de relatie tot de filmproductie, dan wel de noodzakelijk onderbouwing daarvoor, ontbreekt. Ook is door de RA niet betwist dat volgens het Handboek van het fonds een accountantsverklaring met beperking dient te worden afgegeven bij een onjuistheid in de verantwoording van 1% van de totale kosten en een afkeurende controleverklaring bij een onjuistheid van meer dan 3%. Desondanks is door de RA een goedkeurende controleverklaring verstrekt.
RA kon controlewerk niet reproduceren
Verder is op de zitting gebleken dat de RA niet in staat was volledig te reproduceren welke werkzaamheden hij ten behoeve van de controle heeft uitgevoerd. In het Handboek is onder meer bepaald dat de accountant het bijbehorende Controleprotocol Financieel Verslag en model controleverklaring hanteert en volgt. De RA heeft verklaard dat hij dat onvoldoende heeft gedaan. Hij heeft geen werkprogramma opgesteld gebaseerd op dat Controleprotocol en was onvoldoende op de hoogte van de eisen die in dat protocol aan een dergelijke controle worden gesteld. Dat leidde ertoe dat hij niet die werkzaamheden heeft verricht die van hem werden gevraagd.
Klachten gegrond
De klacht wordt dan ook op alle onderdelen gegrond verklaard. De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van tijdelijke doorhaling van 1 maand passend en geboden. Bepalend acht de Accountantskamer dat de RA niet die werkzaamheden heeft verricht die hij had behoren te verrichten op basis van het Controleprotocol. De Accountantskamer laat daarbij ook zwaar meewegen dat de opdracht ziet op de controle van besteding van publieke gelden. De RA heeft aldus gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Anderzijds is meegewogen dat tegen de RA vergaande maatregelen zijn getroffen door het accountantskantoor en dat hij niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld.
Geef een reactie