Een AA heeft in strijd met het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid gehandeld door op verzoek van de Belastingdienst meteen en zonder gegevens van een voormalige klant te verstrekken in verband met een dreigende belastingprocedure tegen die klant, oordeelt de Accountantskamer. De AA krijgt daarom een waarschuwing opgelegd door de tuchtrechter.
Uitspraak: 19-1316 AA
Pensioen-BV
De klant had zich in mei 2009 gemeld bij het kantoor van de AA. Op dat moment was er voor zijn octrooigemachtigde vennootschap al vanaf 1999 geen jaarrekening meer opgesteld, geen aangifte vennootschapsbelasting meer gedaan en was niet meer voldaan aan de publicatieplicht bij de Kamer van Koophandel. Daarover was discussie met de Belastingdienst ontstaan en er waren ambtshalve aanslagen opgelegd. De vennootschap was zakelijk niet actief, maar was bedoeld als Pensioen-BV voor de klant.
Samenwerking opgezegd
In 2012 zegde het kantoor van de AA de samenwerking op omdat een goede werkrelatie niet meer mogelijk zou zijn. Daarbij werd gemeld: ‘Wij zullen uiteraard onze medewerking verlenen aan de relevante informatieoverdracht aan een volgende adviseur.’ Na die tijd, in 2014, schreef een medewerkster van de AA aan een (opvolgend) inspecteur van de belastingdienst: “Op uw verzoek zenden wij u de opgestelde vaststellingovereenkomst in 2009 en de jaarrekening 2002 van Octooigeachtigde [BV1].” Beide stukken werden als bijlagen bij de e-mail gevoegd. Over die (concept) jaarrekening 2002 en met name de pensioenvoorziening daarin liep in juni 2014 een gerechtelijke procedure.
Tuchtzaak
De voormalige klant begon vervolgens een tuchtzaak tegen de accountant over onder andere het verzenden van de stukken aan de fiscus. De Accountantskamer verklaarde de klacht niet-ontvankelijk in verband met het concentratie-van-klachtenbeginsel, maar het CBb bepaalde dat de Accountantskamer het klachtonderdeel over doorzending aan de fiscus ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard en verwees dat deel terug.
Accountantskamer
De Accountantskamer komt daarop nu alsnog tot het oordeel dat de AA tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
‘Tussen partijen staat vast dat betrokkene, via zijn medewerkster, in juni 2014 de conceptjaarcijfers 2002 van de vennootschap en de in december 2009 gesloten vaststellingsovereenkomst desgevraagd aan een opvolgend inspecteur van de belastingdienst heeft verstrekt. De jaarcijfers 2002 waren door klager aan betrokkene toevertrouwd om in 2009 een aansluiting te maken van de administratie voor het vaststellen van pensioentermijnen en om over belastingaangiften tot 2009 met de belastingdienst afspraken te maken. Deze stukken die afkomstig zijn van de cliënt betreffen naar hun aard vertrouwelijke gegevens. Ook als de gegevens al eerder door klager of betrokkene aan de belastingdienst zijn verstrekt, blijft dat in beginsel het geval.’
De VGBA verplicht accountants en degenen die onder hun verantwoordelijkheid werkzaamheden uitvoeren tot geheimhouding van vertrouwelijke gegevens (fundamenteel beginsel van vertrouwelijkheid). Daar zijn enkele uitzonderingen op, maar die zijn in dit geval volgens de Accountantskamer niet van toepassing:
‘Betrokkene heeft zonder overleg met klager de gegevens aanstonds verstrekt op een verzoek van de opvolgend inspecteur van de belastingdienst. Dat was in verband met een belastingprocedure die (voor klager) dreigde. Betrokkene heeft voor die verstrekking geen toestemming gevraagd aan klager, noch expliciete toestemming van hem op andere wijze gekregen. Die toestemming is naar het oordeel van de Accountantskamer ook niet (impliciet) af te leiden uit de eerdere verzending aan de belastingdienst van stukken aangaande de vaststellingsovereenkomst bij de e-mail van 18 december 2009, zoals betrokkene aanvoert. De opvolgend inspecteur was blijkens zijn verzoek met de inhoud van die stukken niet bekend. Ook volgt de toestemming niet uit de omstandigheid dat klager nooit te kennen heeft gegeven bezwaren te hebben tegen die overeenkomst danwel toezending van stukken aan de belastingdienst. De toestemming van klager kan evenmin worden afgeleid uit de omstandigheid dat klager in een eerder stadium toestemming heeft gegeven om de jaarrekening 2002 aan de belastingdienst ter beschikking te stellen. Op dat moment vond de verstrekking plaats vanwege de discussie met de belastingdienst over de ambtshalve aanslagen. Daar komt bij dat in juni 2014, toen die stukken wederom werden verstrekt door betrokkene, de cliëntrelatie met klager al was beëindigd, namelijk in september 2012. Betrokkene heeft klager bij de brief van 13 september 2012 laten weten bij te zullen dragen aan relevante informatieoverdracht aan een volgende adviseur. Daardoor en gelet op het tijdsverloop sedertdien lag het ook niet voor de hand om zonder overleg met klager op het verzoek van de belastingdienst in te gaan. Door de vertrouwelijke informatie in strijd met het bepaalde in artikel 16 VGBA ter beschikking te stellen, heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid.’
Geef een reactie