Een orgelmakerij die in financiële moeilijkheden verkeerde stond op het punt te worden overgenomen. Een registeraccountant begeleidde dit proces. De overnemer ging een paar jaar later failliet. De accountant was een van de schuldeisers. Nadat de Accountantskamer de klachten tegen de accountant had afgewezen stapte de overnemer van de orgelnemer naar het College van Beroep.
Factuur na overname
Een RA verrichte werkzaamheden voor een orgelmakerij. Toen dit bedrijf in financiële moeilijkheden kwam, meldde zich een koper. Om dit proces te begeleiden werd de RA ingehuurd. Maar korte tijd later ontstond ruzie tussen de koper en de accountant en de wegen scheidden. Althans, dat was de bedoeling. Omdat de koper weigerde een factuur te betalen van de accountant (het bedrag in oktober 2014 zo’n 41.300 euro), zitten beiden tot de dag van vandaag aan elkaar vast en zien ze elkaar op gezette tijden voor een juridisch college.
Onjuiste vordering
In 2014 legde de accountant beslag op de pensioenuitkering van de koper. Drie jaar later ging de potentiële koper failliet. In 2019 wendde de koper zich tot de Accountantskamer met vier klachten over de accountant. Eén werd niet ontvankelijk verklaart, de overige drie werden afgewezen. Tegen één van de afgewezen klachtonderdelen stelde de klager hoger beroep in bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. Het betreft een, volgens klager, onjuiste vordering van duizend euro in het schuldsaneringstraject van de orgelmakerij. De accountant zou met die vordering het buitengerechtelijk akkoord voor een aanzienlijk groter bedrag hebben omzeild. Volgens de klager was dat in strijd met de zorgplicht van de accountant. De Accountantskamer was echter van mening dat niet kon worden vastgesteld dat de accountant een onjuiste vordering had ingediend.
1000 euro
In het kader van het schuldsaneringstraject van de orgelmakerij was een buitengerechtelijk akkoord gesloten tussen deze eenmanszaak en alle crediteuren, met uitzondering van de potentiële koper. Op grond van dit buitengerechtelijk akkoord kregen alle crediteuren € 1.000,- voldaan (als hun vordering meer dan 1000 euro bedroeg). Verder ontving de preferente schuldeiser daarboven minimaal 42% van het resterende gedeelte van diens vordering en de concurrente schuldeisers minimaal 21% van het resterende gedeelte van hun vorderingen. De klager stelde dat de accountant nog een bedrag van meer dan € 30.000,- had te vorderen van de orgelmakerij. Door slechts € 1.000,- te vorderen zou de accountant het buitengerechtelijk akkoord hebben omzeild en voelde hij zich na de overname gedupeerd.
Voorschotfactuur
Ter zitting bij het College zei de accountant echter dat de vordering van € 1.000,- alleen een voorschotfactuur was. Hij lichtte toe dat hij de vordering niet had ingediend, omdat hij niet goed kon overzien of hij door het indienen van de vordering en het meedoen in de schuldsaneringsregeling rechten zou verspelen ten opzichte van de potentiële koper als borg voor de orgelmakerij. Doordat de accountant zijn vordering niet had ingediend en niet had meegedaan aan het buitengerechtelijk akkoord was de factuur ook niet betaald door de orgelmakerij.
Niet bewezen
Naar het oordeel van het College is niet hard gemaakt dat de accountant een onjuiste vordering heeft ingediend. De potentiële koper beweerde de orgelmakerij tegen hem had gezegd dat de vordering was betaald aan de accountant, maar het College stelt dat dit niet met bewijsstukken, zoals een betalingsbewijs, is onderbouwd. Daar komt bij dat de accountant naar het oordeel van het College ter zitting afdoende heeft toegelicht dat hij geen vordering heeft ingediend in het schuldsaneringstraject van de orgelmakerij en dat de vordering niet door de orgelmakerij is betaald. Volgens het College is niet komen vast te staan dat de accountant onzorgvuldig heeft gehandeld.
Lees hier de uitspraak van het College.
Geef een reactie