Supermarktketens Jumbo en Coop hebben geen succes met hun claim van 83 miljoen euro aan het adres van groothandel Sligro, dat in 2018 supermarktketen Emté voor 410 miljoen euro aan hen verkocht. Aan de omstandigheid dat de verkochte supermarkten kennelijk niet in staat waren de brutowinstmarges te behalen die vooraf door zijn PwC gepresenteerd, kan volgens de rechtbank Amsterdam niet de conclusie worden verbonden dat de desbetreffende cijfers geen juist beeld gaven.
Kat in de zak
Jumbo en Coop kochten Emté van Sligro via hun joint venture J&C. De beide supermarkten concludeerden na de koop echter dat ze een kat in de zak hadden gekocht, aangezien met de Emté-supermarkten volgens de kopers lagere brutowinstmarges werden behaald dan wat van tevoren was voorgespiegeld. Volgens J&C was er sprake van wanprestatie wegens schending van de in de aandelenkoopovereenkomst verstrekte garanties, de zogeheten Share Purchase Agreement (SPA). Dat motiveerde de joint venture met de stelling dat kort na de overname was gebleken dat de onderneming feitelijk verlieslatend was, terwijl de in de aanloop naar de koop door Sligro gepresenteerde brutomarges suggereerden dat er sprake was van een winstgevende onderneming. Dat zou onder meer zijn gebeurd in een door externe accountant PwC in opdracht van Sligro opgesteld Vendor Assistance Report (VAR) en een later verstrekte VAR Trading Update. In plaats van een brutowinstmarge van ruim 24% zoals voorgehouden, kon na overname volgens J&C slechts een brutowinstmarge van 20,5% worden gerealiseerd. Daarom claimden de samenwerkende supermarkten bij de rechtbank Amsterdam 83 miljoen euro van Sligro.
Gaven cijfers PwC over brutowinstmarges een juist beeld?
Bij de beoordeling van het geschil constateert de rechtbank allereerst dat het er om draait of de cijfers die in de aanloop naar de koop door de verkoper zijn verstrekt een correct beeld gaven. Als die cijfers niet juist zijn geweest kan dat betekenen dat de garanties die Sligro als verkoper heeft verstrekt niet zijn nageleefd. Daarbij gaat het met name om de brutowinstmarges zoals die in de VAR en de VAR Trading Update zijn genoemd. Die marges werden berekend op basis van cijfers uit de concernboekhouding. J&C stelt dat binnen het concern de leveranciersbonussen niet juist zijn gealloceerd, wat volgens haar uit de in het voorlopig getuigenverhoor afgelegde verklaringen blijkt. De rechtbank is het daar echter niet mee eens:
‘J&C stelt dat de door Sligro gevolgde methode, zoals deze ook door de getuigen is toegelicht, niet correct is, maar maakt niet concreet welke norm daarbij is geschonden. Haar betoog komt er kort en goed op neer dat de allocatie anders had gemoeten omdat zij niet in overeenstemming zou zijn met de bedrijfseconomische realiteit. Het had evenwel op haar weg gelegen dit met een concrete norm te onderbouwen, bijvoorbeeld met een verwijzing naar de regels voor verslaglegging zoals die gelden voor accountants of door duidelijk te maken op welke – volgens haar juiste wijze – de allocatie had moeten plaatsvinden. Wat dat betreft beschikte zij over voldoende feitelijke informatie, ook omdat blijkens de processen-verbaal van de getuigenverhoren tijdens die verhoren uitgebreid aan bod is gekomen hoe de allocatie van de leveranciersvoordelen binnen Sligro plaatsvond. Bij dit alles kan verder niet uit het oog worden verloren dat er voor Sligro als beursgenoteerde vennootschap veel regels gelden met betrekking tot haar verslaglegging en dat niet is gesteld of gebleken dat die regels op enige manier zijn geschonden. Er zijn bovendien goedkeurende accountantsverklaringen voor de jaarstukken gegeven. J&C heeft verder nog aangevoerd dat uit de verklaring die de controlerend accountant van Sligro ( [naam 7] ) als getuige heeft afgelegd, volgt dat er bij de controle nauwelijks naar de allocatie werd gekeken, maar dat betekent nog niet dat de allocatie onjuist is geweest. Waar J&C nalaat concreet uiteen te zetten hoe de allocatie volgens haar had moeten plaatsvinden, kan dit betoog, daargelaten de juistheid daarvan, niet leiden tot de conclusie dat de allocatie als zodanig verkeerd is geweest. Tegen deze achtergrond kan er dan ook niet van worden uitgegaan dat het systeem zoals dat binnen het Sligroconcern werd gehanteerd voor de allocatie van leveranciersbonussen, geen recht deed aan de economische werkelijkheid. Van een “subsidiëring” door Foodservice aan Food Retail kan evenmin worden uitgegaan.
Vervolgens is dan de vraag of de VAR en de VAR Trading Update – die zijn opgesteld op basis van de gegevens uit de concernboekhouding met als doel de geïnteresseerden een beeld te geven van de financiële situatie van het te verkopen Food Retail – een reëel beeld gaven. Op die gegevens heeft niet nog een afzonderlijke accountantscontrole plaatsgevonden, zo staat vast. Maar kennelijk zijn ook daarin op basis van de hiervoor omschreven uitgangspunten de brutowinstmarges bepaald. Iets anders is immers niet gesteld of gebleken. Het komt er dan dus op neer dat de voor de verschillende producten ontvangen leveranciersbonussen op basis van de omzet zijn verdeeld over Food Retail en Foodservice, waarna de brutowinstmarge is bepaald. Waar niet is gebleken dat binnen de boekhouding van het Sligroconcern werd gewerkt met uitgangspunten die niet voldeden aan de economische werkelijkheid, moet het ervoor worden gehouden dat die methode ook hier voldeed. De enkele stelling ter zitting van de CFO van Jumbo dat “een euro in Sligro meer waard is dan een euro in Emté”, is in dit kader te mager. Tegen deze achtergrond kan dan ook niet worden geconcludeerd dat de methode die (ook) in de VAR en de VAR Trading Update zal zijn gebruikt voor de allocatie van leveranciersvoordelen, gebrekkig is geweest.’
Geen wanprestatie
J&C wees er verder ook op dat het onmogelijk is gebleken de brutowinstmarges te behalen zoals die zijn gepresenteerd in de VAR en de VAR Trading Update. De vraag is of deze omstandigheid voldoende is om aan te nemen dat de daarin genoemde brutowinstmarges niet juist kunnen zijn geweest. De rechtbank oordeelt daarover dat, anders dan J&C betoogt, aan de omstandigheid dat de verkochte supermarkten kennelijk niet in staat waren de brutowinstmarges te behalen, zoals gepresenteerd in de VAR en de VAR Trading Update, niet de conclusie kan worden verbonden dat de desbetreffende cijfers geen juist beeld gaven. Van een wanprestatie wegens schending van de bij de aandelenkoop verstrekte garanties is niet gebleken. Daarmee valt het doek voor de vorderingen van J&C gebaseerd op schending van de garanties.
Johan Hiemstra zegt
Juristen begrijpen niets van cijfers. Daarmee wordt een dergelijke procedure roulette