
De Hoge Raad heeft vrijdag uitspraak gedaan in een zaak over een fiscale eenheid voor de omzetbelasting en daarbij aanwijzingen gegeven hoe moet worden beoordeeld of twee ondernemers nauw genoeg met elkaar zijn verweven om zo’n fiscale eenheid te vormen.
Schoonmaakbedrijf
De belanghebbende in de zaak bij de Hoge Raad is een schoonmaakbedrijf dat wordt gedreven in de vorm van een BV. De aandelen in het bedrijf worden voor 51% gehouden door een stichting die een ziekenhuis exploiteert en voor 49% door twee andere, niet met de stichting verbonden vennootschappen. De bestuurder van het schoonmaakbedrijf is een natuurlijk persoon die als manager van de service-eenheid facilitair bij de stichting werkzaam is. Het bedrijf verricht de schoonmaakwerkzaamheden uitsluitend in het ziekenhuis van de stichting. Omdat de stichting en het schoonmaakbedrijf menen dat zij een fiscale eenheid zijn, heeft het schoonmaakbedrijf met betrekking tot haar schoonmaakdiensten geen omzetbelasting aan de stichting in rekening gebracht. Volgens de Belastingdienst zijn het schoonmaakbedrijf en de stichting in financieel en organisatorisch opzicht echter niet voldoende nauw verweven om een fiscale eenheid te kunnen vormen. De fiscus heeft daarom die omzetbelasting nageheven van het schoonmaakbedrijf.
De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad stelt in het arrest voorop dat voor een fiscale eenheid is vereist dat een nauwe verwevenheid bestaat tussen de ondernemers die deel van de groep uitmaken. Die verwevenheid moet in financieel, organisatorisch en economisch opzicht bestaan. Bij de beantwoording van de vraag of dat het geval is, moeten de banden van financiële, organisatorische en economische aard tussen die ondernemers in onderlinge samenhang worden beoordeeld.
Nauwe banden van organisatorische aard zijn er als (i) de ondernemers onder een gezamenlijke, althans als een eenheid functionerende, leiding staan, of (ii) de leiding van de ene ondernemer feitelijk ondergeschikt is aan die van de andere ondernemer. In een geval waarin de onderneming van de ene persoon uitsluitend werkzaamheden verricht voor de andere persoon, zoals in deze zaak de belanghebbende voor de stichting, kunnen deze personen in organisatorisch opzicht nauw verweven zijn als in (i) bedoeld. Dat is zo, als tussen die personen zulke nauwe banden in bestuur en leiding bestaan, dat moet worden aangenomen dat zij samen het bestuur en de leiding voeren met betrekking tot die onderneming.
Bij de banden van financiële aard gaat het erom dat ten minste de meerderheid van de aandelen – inclusief de zeggenschap – in elke vennootschap die tot de ondernemersgroep behoort, direct of indirect in dezelfde handen is. Voor ondernemers/niet-aandelenvennootschappen binnen een groep geldt dat de zeggenschap bij die ondernemers niet kleiner mag zijn dan de zeggenschap die een meerderheidsaandeelhouder bij een aandelenvennootschap heeft. Die zeggenschap moet verder voldoende zijn om ook de financiële positie van de ondernemer/niet-aandelenvennootschap in de gewenste verhouding tot een of meer andere groepsleden te kunnen brengen.
De Hoge Raad heeft de zaak naar een ander Hof verwezen om na te gaan of de banden in organisatorisch en financieel opzicht tussen het schoonmaakbedrijf en de stichting voldoende nauw zijn om hen samen als fiscale eenheid aan te merken.
Bron: HR
Geef een reactie