
Tot twee keer toe krijgt een voormalige partner van EY ongelijk bij de rechter. De man wilde inzage in bepaalde documenten afdwingen. Maar ook het gerechtshof acht zich onbevoegd vanwege het arbitragebeding dat EY en de partner waren overeengekomen.
De man was op 1 april 2014 via zijn persoonlijke vennootschap toegetreden als partner tot Ernst & Young Accountants LLP en Ernst & Young Nederland LLP (EY NL). Vijf jaar later was die samenwerking voorgezet door EY Advisory Netherlands (EYAN). Hiertoe sloten de partner, diens vennootschap en EYAN op 1 april 2019 een partnershipovereenkomst. De bestaande overeenkomst met EY NL bleef ongewijzigd. Het winstaandeel dat de persoonlijke vennootschap ontving werd betaald door EY NL.
Kort geding
Per 1 juli 2021 zegde EYAN de partnershipovereenkomst met de EY’er op. In die overeenkomst was onder meer overeengekomen dat geschillen via arbitrage opgelost dienden te worden. Omdat EYAN weigerde de man inzage te geven in bepaalde documenten, spande hij een kort geding aan. De EY’er voerde aan dat hij belang had bij de gevorderde bescheiden om zijn rechtspositie te bepalen in verband met de opzegging en een eventuele schadevergoeding. De voorzieningenrechter vond in mei 2021 echter dat hij onbevoegd was in deze kwestie, aangezien de partijen een arbitragebeding overeen waren gekomen.
Hoger beroep
Op 15 maart 2022 diende het hoger beroep dat de voormalige EY-partner had ingesteld. Hij probeerde de rechter ervan te overtuigen dat de arbitrageovereenkomst niet met hem maar met zijn persoonlijke BV zou zijn aangegaan. Maar volgens het Gerechtshof interpreteerde de partner de overeenkomst met EYAN te veel naar de letter. ‘Aan [appellant] moet worden toegegeven dat de letterlijke tekst van de door hem aangehaalde passage mede inhoudt dat hij als natuurlijk persoon volgens EYAN niet in directe rechtsbetrekking met EYAN staat. Toch kan dit enkele feit niet de conclusie dragen dat het beroep door EYAN op het arbitraal beding faalt. Het moest ook voor [appellant] duidelijk zijn, dat EYAN (…) niet bedoeld heeft te stellen dat [appellant] op generlei wijze partij is bij de EYAN-overeenkomst en het daarvan deel uitmakende arbitraal beding,’ aldus het Gerechtshof.
Conflict
Ook het argument van de partner dat er nog geen eens sprake was van een geschil – hij had alleen om inzage in documenten gevraagd – faalde. Het feit dat EY weigerde de stukken af te geven, kwalificeert als conflict, aldus het Gerechtshof. Verder voerde de partner aan dat het arbitragebeding onredelijk was, aangezien hij dit moest ondertekenen om überhaupt partner te kunnen worden. Het Gerechtshof ging hier niet in mee. De EY’er werd veroordeeld tot betalen van de proceskosten, een kleine vierduizend euro.
Lees hier de uitspraak.
Geef een reactie