Een RA is met zijn accountantskantoor in hetzelfde bedrijfsverzamelgebouw gevestigd als een administratiekantoor en werkt daar ook regelmatig mee samen. Een klant verwees hij voor administratieve werkzaamheden, waaronder btw-aangiftes, naar het administratiekantoor. De klant diende een tuchtklacht in tegen de RA nadat er volgens hem fouten waren gemaakt in de btw-aangiftes. De Accountantskamer oordeelt dat de accountant de klant onvoldoende duidelijk heeft uitgelegd wat wel tot zijn taak als accountant behoorde en welke werkzaamheden buiten zijn professionele verantwoordelijkheid om door het administratiekantoor zouden worden verricht. Dat levert hem een waarschuwing op.
Btw-aangiftes
De administratieve werkzaamheden die door het administratiekantoor werden verricht waren vastgelegd in een opdrachtbevestiging van dat kantoor. Over complexe vragen had de klant ook regelmatig contact met de RA. De klant meende op een bepaald moment dat er fouten waren gemaakt met de btw-aangiftes voor zijn onderneming, waardoor hij nadeel heeft geleden. Doordat de bedrijfsactiviteiten waren verschoven van belaste naar onbelaste activiteiten was teveel voorbelasting geclaimd. De accountant liet de klant weten dat daardoor geen schade was ontstaan, alleen een cashflowprobleem. Verder wees hij de klant er onder meer op dat hij niet betrokken was bij de btw-aangiften.
Tuchtklacht
De klant liet het daar niet bij zitten en spande een tuchtklacht aan tegen de accountant. Bij de Accountantskamer stelde hij dat de RA hem had misleid door de indruk te wekken dat hij een opdracht aan een accountantskantoor had gegeven. Ook stelde hij dat de RA grote financiële schade bij hem heeft veroorzaakt door toedoen van onder zijn verantwoordelijkheid verrichte werkzaamheden.
Oordeel Accountantskamer
Over het eerste klachtonderdeel oordeelt de Accountantskamer dat de vastgoedondernemer onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de RA hem opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Anderzijds is de Accountantskamer van oordeel dat de RA de klant onvoldoende duidelijk heeft uitgelegd wat wel tot zijn taak als accountant behoorde en welke werkzaamheden buiten zijn professionele verantwoordelijkheid om door een administratiekantoor zouden worden verricht. Van de accountant had mogen worden verwacht dat hij deze duidelijkheid aan de vastgoedondernemer zou hebben verschaft. De RA heeft door deze duidelijkheid niet te geven en door de diffuse wijze waarop hij de samenwerking met een administratiekantoor vorm heeft gegeven, gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Over de financiële schade oordeelt de Accountantskamer dat het tuchtrecht zich slechts bezighoudt met de vraag of de betrokken accountant zich heeft gehouden aan de geldende beroepsnormen voor de accountancy. Het is aan de civiele rechter om een oordeel te geven over de vraag of de accountant aansprakelijk is voor schade en wat de omvang van die schade is. Dat klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Maatregel
Omdat de klacht (gedeeltelijk) gegrond is, kan een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. De maatregel van waarschuwing is passend en geboden, oordeelt de Accountantskamer. Daarbij is in aanmerking genomen dat de RA, door onvoldoende duidelijk te maken welke diensten niet onder zijn verantwoordelijkheid als accountant zouden worden verricht, gehandeld heeft in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Verder is meegewogen dat de accountant zich ter zitting leerbaar heeft opgesteld en dat hij heeft aangegeven dat hij deze problematiek intern zal bespreken.
Uitspraak: 22-801 RA (pdf)
Geef een reactie