Een ondernemer die een tennisschool exploiteert staakt zijn onderneming en wil de stakingswinstlijfrente aftrekken van het bijdrage-inkomen voor de inkomensafhankelijke Zorgverzekeringswet (Zvw) . De inspecteur berekent het bijdrage-inkomen voor de Zvw op € 147.194, en legt een Zvw-aanslag op naar het maximum bijdrage-inkomen van € 54.614.
Voor de stakingswinst van € 128.785, bestaande uit een boekwinst op materiële activa van € 99.075 en boekwinst op overige activa van € 29.710, bedingt de ondernemer een lijfrente. Volgens hem moet de koopsom voor de stakingswinstlijfrente worden afgetrokken van het bijdrage-inkomen, zodat het bijdrage-inkomen uitkomt op € 18.409.
Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigt de uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland (niet gepubliceerd) en oordeelt dat het bijdrage-inkomen juist is vastgesteld.
De ondernemer vindt dat het niet in aanmerking nemen van de koopsom voor de stakingswinstlijfrente in strijd is met de artikelen 13 en 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) en de fundamentele vrijheden.
Arrest Hoge Raad
De ondernemer doet voor de verdediging van zijn standpunt een beroep op het arrest van de Hoge Raad van 23 november 2018 (zie NTFR 2018/2732). Volgens het hof Arhem-Leeuwarden legt hij het arrest verkeerd uit.
In dit arrest wordt geen onderscheid gemaakt tussen de vrijval van een fiscale oudedagsreserve (FOR) bij staking, en een FOR-vrijval zonder staking. Voor een aftrek op het bijdrage-inkomen is alleen van belang of de lijfrente is bedongen in verband met de vrijval van de FOR. Er is in dit geval geen sprake van een dergelijke lijfrente.
Verzekeringsplichtigen
Uit het arrest van de Hoge Raad van 4 februari 2022 volgt, naar het oordeel van het Hof, dat het de wetgever vrijstaat te bewerkstelligen dat de categorie verzekeringsplichtigen voor de Zvw die een oudedagsvoorziening opbouwen door middel van een lijfrente anders worden behandeld dan de categorie verzekeringsplichtigen voor de Zvw die in dienstbetrekking een oudedagsvoorziening opbouwen.
En ook staat het de wetgever vrij te bewerkstelligen de categorie verzekeringsplichtigen voor de Zvw die als ondernemer een oudedagsvoorziening opbouwen door middel van fiscaal aftrekbare premies voor een verplichte pensioenregeling of door een fiscaal aftrekbare toevoeging aan een FOR anders te behandelen.
Het niet aftrekken van de koopsom van het bijdrage-inkomen is daarom niet strijdig met het bepaalde in de artikelen 13 en 14 van het EVRM.
Geef een reactie