Een man krijgt gelijk in het feit dat door hem en zijn echtgenote een open fonds voor gemene rekening (OFGR) is ingesteld. Het vermogen dat in het fonds is gestort, behoort niet tot zijn grondslag sparen en beleggen.
Een man is getrouwd onder huwelijkse voorwaarden en beide echtgenoten kwalificeren in 2022 als fiscale partners. Zowel de man als zijn echtgenote openen eind 2021 een spaarrekening op eigen naam. Ze storten allebei een bedrag van € 99.800,-, geld dat afkomstig is van een rekening die op naam staat van de man en zijn echtgenote. Op 1 december 2021 tekenen de echtgenoten een overeenkomst inzake een open fonds voor gemene rekening (OFGR). Het doel van deze rekening is het voor gezamenlijk rekening beleggen van vermogen. De toegelaten beleggingscategorieën zijn deposito’s en spaarrekeningen bij banken. Van vreemd vermogen wordt geen gebruik gemaakt.
Beide echtgenoten brengen de spaarrekening op eigen naam in het fonds in. Het fonds kent 2.500 genummerde participaties, waarvan de man en zijn echtgenote allebei 998 participaties krijgen. Het fonds wordt bestuurd door de man die als bewaarder/beheerder zonder toestemming van de zittende participanten participaties kan plaatsen bij derden. Dat kan gebeuren tegen een koers overeenkomend met de waarde van het fondsvermogen gedeeld door het aantal uitstaande participaties. Iedere participant is gerechtigd om zijn bewijzen van deelgerechtigheid over te dragen.
Geen sprake van afgescheiden vermogen
De inspecteur van de Belastingdienst vindt dat er geen sprake is van een open fonds voor gemene rekening en dus ook niet van een vermindering van de grondslag sparen en beleggen. Hij stelt dat er geen sprake is van een afgescheiden vermogen gelet op het contract en de gang van zaken. Hij wijst daarbij op de ongewijzigde tenaamstelling van de bankrekeningen en stelt dat niet duidelijk is geworden of de vermogensbestanddelen daadwerkelijk zijn ingebracht. Ook twijfelt de inspecteur er aan dat de man bevoegd is om te beschikken over het vermogen. In dat verband wijst hij op de algemene voorwaarden van de bank.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant gaat niet mee in het betoog van de inspecteur en overweegt dat een fonds geen rechtspersoonlijkheid heeft, maar voor het houden van haar vermogen(srechten) is aangewezen op een persoon die dat namens haar doet. Volgens de rechtbank staat het feit dat de man de bewaarder is van het fonds de vorming van het OFGR niet in de weg. Verder verbinden de man en zijn echtgenote zich in de overeenkomst tot de inbreng van vermogensbestanddelen. Volgens de contractuele bepalingen van de overeenkomst gaan de baten van de rekeningen het fonds aan. De participanten zijn daarbij gerechtigd tot de baten en lasten van het fonds naar rato van hun participaties.
Geen gebruik (meer) gemaakt van beschikkingsbevoegdheid
Eigenlijk is de echtgenote nog beschikkingsbevoegd richting de bank ten aanzien van de door haar ingebrachte rekening omdat die nog op haar naam staat. De vrouw heeft zich contractueel echter verplicht om deze bevoegdheid niet te benutten. De rechtbank volgt de stelling van de inspecteur niet dat er wezenlijk niets is veranderd in de situatie van de echtgenoten. De juridische situatie van de echtgenoten onderling is door de overeenkomst wel gewijzigd.
De rechtbank acht aannemelijk dat sprake is van verkrijging van voordelen door de deelgerechtigden. De inspecteur heeft verder zelf ook onderschreven dat vorming van het fonds kan leiden tot besparing van belastingheffing ten aanzien van de ingebrachte vermogensbestanddelen. De rechtbank ziet niet in waarom (het voornemen tot) het behalen van dergelijke voordelen in de weg moet staan aan het voldoen aan de definitie van een open fonds voor gemene rekening. Het behalen van voordeel door gemeenschappelijk beleggen kan namelijk ook (deels) gelegen zijn in een gunstigere fiscale behandeling, wat leidt tot een hoger netto beleggingsresultaat. Het betoog van de inspecteur dat een aanwending van een fonds zoals in dit geval niet is voorzien bij de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 kan kloppen volgens de rechtbank, maar dat als zodanig brengt niet met zich dat dit in de weg staat aan de fiscale behandeling die de man bepleit.
Bijeenbrengen van spaarrekeningen is ook beleggen
De rechtbank verwerpt het standpunt van de inspecteur dat er geen voordeel wordt behaald met het fonds. En ook het standpunt dat het bijeenbrengen van spaarrekeningen niet kan worden aangemerkt als beleggen. De inspecteur heeft namelijk aangegeven voor het begrip ‘beleggen’ aan te sluiten bij het beleggingsbegrip voor vrijgestelde beleggingsinstellingen. Daarvoor geldt dat het aanhouden van vermogen op bankrekeningen als beleggen wordt aangemerkt.
De rechtbank is verder van oordeel dat sprake is van een ‘open fonds ‘ omdat er sprake is van participaties die zonder toestemming van deelgerechtigden kunnen worden overgedragen. Voor de kwalificatie of dit fonds als ‘open’ te beschouwen is, acht de rechtbank in deze zaak de fondsvoorwaarden doorslaggevend.
Omdat er nu gesproken kan worden van een open fonds voor gemene rekening zijn de saldi op de ingebrachte bankrekeningen geen deel meer van het box 3-vermogen van de echtgenoten.
Geef een reactie