De Hoge Raad vindt het in strijd met de mensenrechten dat belastingplichtigen aangeslagen worden op basis van een fictief rendement. Daarom hebben met name beleggers, wiens rendementen sterk fluctueren per jaar en soms ver onder het veronderstelde rendement blijven, recht op teruggave van te veel betaalde belasting.
Zelf aantonen
De adder onder het gras is dat beleggers zelf moeten aantonen wat de afgelopen jaren het werkelijke rendement is geweest op hun investeringen. Het is de verwachting dat velen hiertoe een beroep zullen doen op hun accountant of belastingadviseur. Die zien hierdoor ‘bergen werk’ op zich afkomen, te meer omdat lang niet alle belastingplichtigen de benodigde gegevens bewaard zullen hebben.
Bergen werk
In afwachting van de uitspraak van de Hoge Raad is de Belastingdienst gestopt met het opleggen van het merendeel van de spaartaks over de jaren 2021, 2022 en inmiddels ook 2023. ‘Er liggen nu circa 1,7 miljoen aangiften klaar,’ zegt SRA-bestuurslid Edwin de Witte tegen het ANP. ‘Veel mensen moeten we nu opnieuw aanschrijven, omdat ze moeten aantonen wat de afgelopen jaren hun werkelijke rendement op hun beleggingen was.’ In het geval van aandelenportefeuilles is dat vaak makkelijk omdat banken alles keurig bijhouden. ‘Maar voor vastgoed of andere bezittingen kan dat veel lastiger te bewijzen zijn.’
Nog niet ten einde
De Witte signaleert nog een probleem voor belastingplichtigen in de uitspraak van de Hoge Raad: ‘Beleggers moeten nu volgens de hoogste rechter belasting gaan betalen over ongerealiseerd rendement, terwijl ze dat niet altijd liquide beschikbaar hebben.’ Ook is niet duidelijk wat er met een aangifte gebeurt als de belastingplichtige geen harde bewijzen kan overleggen. De spaartaks zal Nederland nog wel even bezighouden, is de verwachting.
Bron: ANP
Ella Hobbelen zegt
Wat gebeurt er met de teveel gegeven spaartaks in 2017, 2018, 2019 en 2020? Niet-bezwaarmakers zouden mogelijk ook nog gecompenseerd worden.
EMAP Hessels zegt
Dat is alleen maar eerlijk.Al die jaren 7.000 euro belasting bij moeten betalen.De ontvangen rente was €0
Ineke Teirlinck zegt
Ben benieuwd.
Overheid is nooit voor recht
Frits zegt
Al of niet bezwaar gemaakt, keurig ter goeder trouw de wet gevolgd. Die wet blijkt nu niet correct te zijn uitgevoerd. Kan m.i. alleen teruggave van onterechte aanslag op volgen.
Jack zegt
Primair zal de beslissing luiden: niet ontvankelijk in zijn/haar bezwaar, daar bezwaartermijn voorbij is. Of men hier met Europees institutie andere uitspraak kan forceren? Alleen wanneer fiscus aanslag heeft opgelegd en niet wanneer vrijwillig om aanslag is verzocht.
Simon zegt
Wie weet dit?
Dit vraag ik mij ook af.
Els zegt
Volgens mij komt die uitspraak later in het jaar
Mart ten Heide zegt
Het gaat hier om beleggers…
Noorlander zegt
De belastingdienst kan precies zien wat de renteopbrengst was aan de hand vd verkregen jaaropgave wat de banken verplicht zijn door te geven. Men weet precies wat men terug behoort te geven. Men hoopt echter dat velen dat niet gaan vragen omdat het een gang betekend naar weer belastingadviseurs en weer in bezwaar gaan. De overheid werkt bewust tegen.
Christel zegt
Ik woon al een tijdje in Duitsland. Hier heeft iedereen een vrijstellingsbedrag op ontvangen spaarrente; niet spaargeld.
Zodra dit bedrag overschreden wordt betalen de banken (!) 25 % van de te ontvangen rente direct aan belastingdienst.
Zoooo eenvoudig. Je dient slechts zelf je bank die vrijstelling te geven . Eerlijk en eenvoudig systeem ….daar kan Nederland nog iets van leren . Waarom moet in de politiek steeds het wiel opnieuw uitgevonden worden ?? Waarom kijkt men niet naar ” best practices” zoals in de industrie ?
G. zegt
Dit betekent dat er weer extra bezuinigen en/of belastingverhoging op ons afkomen, of en verkeersboete extra verhoogd wordt om en sluitende begroting te krijgen.
Floris de Jong zegt
Na dit gebrek aan respect voor spaarders/beleggers, voor kindertoeslagafhankelijken en voor Groningers mogen we hopen dat de hardleerse overheid de les geleerd heeft: eerlijk duurt het langst.
Jan zegt
Pure diefstal van de “ eerlijke “ overheid. Of er nog niet genoeg afgeroomd wordt door de heren met de witte boorden!!!!!!
Jan Hermes zegt
Ik hoor niets over de kosten zoals:
Bankkosten
Transactiekosten bij aandelen ets..
Abonnementskosten zoals voor beleggersbelangen
Boeken over beleggen
Advieskosten
Etc.
Dit bepaald ook het rendement van je vermogen????
Frits zegt
Al of niet bezwaar gemaakt, keurig ter goeder trouw de wet gevolgd. Die wet blijkt nu niet correct te zijn uitgevoerd. Kan m.i. alleen teruggave van onterechte aanslag op volgen.
Simon zegt
Weet nog steeds niet of de uitspraak massaal bezwaar plus sparen in het arrest van de Hoge Raad is meegenomen.
van Dijk zegt
De uitspraken van de Hoge Raad over Box 3 van 6 juni 2024
De Hoge Raad (HR) heeft op 6 juni een persbericht uitgegeven met de titel “Hoge Raad: box 3-heffing nog steeds discriminerend”.
De HR mag niet op de stoel van de wetgever gaan zitten en lijkt dat ook te willen voorkomen.
De HR stelt in het persbericht van 6 juni het volgende :
(begin citaat)
Werkelijk rendement
Met het oog op de rechtseenheid en rechtszekerheid heeft de Hoge Raad in een aantal uitspraken van vandaag regels gegeven voor de berekening van het werkelijke rendement. Daarbij heeft de Hoge Raad zoveel mogelijk aangesloten bij het rendementsbegrip dat de wetgever voor ogen heeft gestaan bij de vormgeving van het forfaitaire stelsel in box 3.
Bij de vaststelling van het werkelijke rendement dient het gehele vermogen (dus met inbegrip van banktegoeden) van de belastingplichtige in box 3 te worden betrokken, zonder aftrek van het heffingvrije vermogen. Het gaat om het nominale rendement, dus zonder rekening te houden met inflatie. Met het positieve of negatieve rendement in andere jaren wordt geen rekening gehouden. Dat sluit aan bij het stelsel van forfaitaire heffing in box 3.
Het werkelijke rendement omvat niet alleen voordelen die uit vermogensbestanddelen worden getrokken, zoals rente, dividend en huur, maar ook positieve en negatieve waardeveranderingen van die vermogensbestanddelen. Ook ongerealiseerde waardeveranderingen behoren tot het werkelijke rendement. Om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het forfaitaire stelsel in box 3 wordt met kosten geen rekening gehouden, maar wel met rente van schulden die tot het vermogen in box 3 behoren.
Rechtsherstel
Een inbreuk op het discriminatieverbod in het EVRM en het eigendomsrecht in het EP vindt dus plaats in gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. In die gevallen moet rechtsherstel worden verleend. In die zin had de Hoge Raad al beslist in de uitspraak van 24 december 2021. De Hoge Raad bepaalt nu dat dit rechtsherstel moet inhouden dat de belastingaanslag zo ver wordt verminderd, dat alleen nog belasting in box 3 wordt geheven over het werkelijke rendement. Het is aan de belastingplichtige om aan te tonen dat zijn werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement.
(einde citaat)
De HR refereert, zoals uit de uitspraken blijkt, aan het forfaitaire rendement dat oorspronkelijk was bedoeld in het wetgevingsproces eind 1999 begin 2000.
Daarbij valt op dat nu en ook in de uitspraak van 24 december 2021 door de HR selectief gebruik is gemaakt van een voor discussie vatbaar citaat uit een document van 28 november 1999 van 541 bladen.
In de periode van het wetgevingsproces bestond de coalitie uit het tweede paarse kabinet van PvdA met 45 zetels en VVD met 38 zetels met Wim Kok (PvdA) als premier en Gerrit Zalm (VVD) als minister van Financiën en Willem Vermeend (PvdA) als staatssecretaris van Financiën.
Over het forfaitair rendement van 4% in Box 3 zijn de volgende uitspraken uit het overleg van 8 december 1999 relevant :
Wouter Bos (PvdA) zei daarover “Het gaat dan om het rendement dat mensen over langere tijd altijd moeten kunnen maken bij een risicovrije of risico mijdende vorm van beleggen. Als ze méér willen maken, is dat voor hun eigen risico en mogen ze de vruchten daarvan zelf plukken; dat geldt ook voor de nadelen.”.
Toenmalig minister van financiën Gerrit Zalm stelde “De vier procent beoogt te zijn het reële rendement dat je op langere termijn met beleggen risicovrij moet kunnen halen. Dan kom je inderdaad uit bij de staatsobligatie als benchmark, als benaderingswijze van het rendement. Wij spreken dan wel over reëel rendement en niet over nominaal rendement.”.
Deze en nog veel meer ondersteunende uitspraken, die in dat overleg van 8 december 1999 zijn gedaan, zijn voor zover deze zaken uit het document van 28 november 1999 ontkrachten doorslaggevend aangezien dat de basis is voor de volgende stap van het stemmen door de Tweede Kamer.
Vervolgens heeft de Tweede Kamer op 3 februari 2000 voor de Wet Inkomstenbelasting 2001 gestemd.
Het betrof één forfaitair rendement dat van toepassing was voor alle posten in sparen en beleggen.
Bij de bepaling van de hoogte van het forfait zou op globale wijze rekening worden gehouden met de kosten.
Dat zou bovendien over meer jaren gemiddeld haalbaar moeten zijn met risico vrij beleggen en ook met sparen en met aftrek van inflatie. Staatsobligaties konden als referentie dienen.
Verder zouden jaren met lage rendementen zwaarder meetellen dan jaren van hoge rendementen.
Wat echter niet is gebeurd is dat het op die wijze is onderhouden.
Integendeel het moest bij elke wijziging in de wet kost wat kost evenveel belasting blijven opbrengen.
Zo heeft de HR in de uitspraak van 24 december 2021 vastgesteld dat bij de aanpassing van de Wet Inkomstenbelasting 2001 in 2017 uit budgettaire overwegingen het uitgangspunt is verlaten dat het forfait aanknoopt bij het zonder veel risico haalbare rendement.
Bij een echt goed onderhouden forfaitair rendement volgens de aangehaalde uitgangspunten hoeft er vervolgens bij aangifte niet nog eens met kosten en inflatie rekening te worden gehouden en kan dat elk jaar opnieuw worden toegepast en ook bij negatieve en positieve afwijkingen in een jaar omdat het forfaitaire rendement daar gemiddeld onder zou blijven.
De wijze waarop de HR nu een werkelijk rendement definieert met de wijze waarop een goed bepaald en wel goed onderhouden forfaitair rendement fiscaal verwerkt kan worden is dan ook zeer merkwaardig.
Hoe kan dit alsnog worden opgelost?
Het pleidooi blijft om de “Wet werkelijk rendement box 3″ terug te trekken en zo snel als mogelijk te gaan naar één goed en rechtvaardig bepaald forfaitair rendement per belasting jaar op basis van de rente van de jongste tienjarige staatsobligaties met daarop in mindering 1% voor de kosten en het inflatie percentage.
Dus zoals het oorspronkelijk was bedoeld en het ten onrechte niet goed is onderhouden.
Dat sluit ook aan op de reactie van IEX op de consultatie werkelijk rendement box 3 van 20 oktober 2023.
Rechtsherstel is mogelijk door dat alsnog met terugwerkende kracht toe te passen voor alle jaren dat Box 3 bestaat vanaf 2001.