Aanleiding
Belastingplichtige huurt van een stichting een woning tegen een zakelijke vergoeding van € 850 per maand welke maandelijks wordt voldaan. Omdat de betreffende belastingplichtige gedurende langere tijd naar een andere provincie gaat, besluit hij deze woning met toestemming van de verhuurder onder te verhuren. Hij verhuurt de woning aan een persoon die dringend om woonruimte verlegen zit. Hij maakt gebruik van zijn bijzondere onderhandelingspositie en vraagt een op dat moment zakelijke huur van € 1.400 per maand. De huurovereenkomst wordt voor een periode van 5 jaar gesloten en de huur wordt maandelijks voldaan.
Vragen
- Zijn de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit een (onder)huurovereenkomst bezittingen en schulden als bedoeld in artikel 5.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001)?
- Tegen welke waarde moeten deze rechten en verplichtingen worden opgenomen in box 3?
Antwoorden
- Ja.
- Nihil, tenzij de overeengekomen vergoeding niet zakelijk is, de betalingstermijnen niet regelmatig vervallen en/of de betalingstermijnen betrekking hebben op een tijdvak van meer dan een jaar. In dat geval moeten het gebruiksrecht én de verplichting worden gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer. Als de vergoeding van de onderhuur significant hoger is dan de vergoeding van de huur kan nog steeds sprake zijn van een zakelijke verhuur. Dit is afhankelijk van de feiten en omstandigheden.
Hoe de fiscus tot dit standpunt komt lees je hier.
Geef een reactie