Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) heeft een zaak die zij had aangespannen tegen een accountant-administratieconsulent verloren. Volgens het BFT is de AA ten onrechte niet overgegaan tot het melden van zeven ongebruikelijke transacties in het kader van de Wwft. De Accountantskamer oordeelde dat de transacties geen aanleiding vormden om te veronderstellen dat de transacties verband hielden met witwassen. In de uitspraak geeft de Accountantskamer ook antwoord op de vraag of ook een accountant in loondienst een meldplicht heeft in het kader van de Wwft.
De klacht
Het BFT heeft geoordeeld dat cliënten van de AA in 2008 en 2009 zeven betalingen hebben gedaan die als ongebruikelijke transacties in de zin van de Wwft moeten worden aangemerkt. Van deze transacties zijn, volgens het BFT, onterecht geen meldingen gedaan bij de Financiële inlichtingen eenheid (FIU).
Het verweer
De AA betoogt dat de klacht niet-ontvankelijk is. Als verweer wordt aangevoerd dat de Wwft alleen geldt voor externe accountants. En dat is volgens de AA de accountant die is belast met de wettelijke controle en dus niet de voor accountants die, zoals betrokkene, alleen samenstelopdrachten uitvoert. Tijdens de zitting is het beroep op nietontvankelijkheid nader onderbouwd met het standpunt dat betrokkene niet kan worden aangemerkt als instelling die een melding op grond van de Wwft moet doen, omdat zij in loondienst werkzaam is. Als de klacht wel ontvankelijk zou zijn, is de klacht volgens betrokkene ongegrond, omdat de betalingen waarop de klacht het oog heeft, niet kunnen worden aangemerkt als ongebruikelijke transacties in de zin van de Wwft.
Onderbouwing Accountantskamer
De op 1 augustus 2008 in werking getreden Wwft legt de plicht tot het melden van een verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie op aan een instelling in de zin van die wet. Voorzover van belang in deze zaak werd daaronder verstaan de externe accountant, voor zover deze zijn beroepsactiviteiten uitoefent, dan wel een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap, voor zover die anderszins zelfstandig onafhankelijk beroeps- of bedrijfsmatig daarmee vergelijkbare activiteiten verricht. De Accountantskamer heeft in zijn uitspraak van 23 januari 2015 geoordeeld dat deze wettelijke bepaling de plicht tot melden in ieder geval legt bij de natuurlijke persoon die accountant is en activiteiten verricht die behoren tot de beroepsactiviteiten van een accountant. Anders dan de AA bepleit, behoort volgens de Accountantskamer (ook) het ten behoeve van een cliënt samenstellen van jaarrekeningen ook tot de beroepsactiviteiten van de accountant.
Volgens de Accountantskamer is het aannemelijk dat met het woordje ‘externe’ bedoeld is de meldplicht te leggen op de accountant die niet is verbonden aan de entiteit ten behoeve waarvan hij beroepsactiviteiten verricht, en de accountant die aan die entiteit is verbonden, daarvan uit te sluiten.
Accountant in loondienst
In de uitspraak van 23 januari 2015 heeft de Accountantskamer niet expliciet antwoord gegeven of een accountant in loondienst valt onder de in artikel 1, eerste lid, onder a van de Wftt genoemde term accountant. De Kamer heeft in die uitspraak wel gesignaleerd dat er een wijd verbreide praktijk bestaat die inhoudt dat voor accountants verbonden aan of werkzaam bij accountantsorganisaties en voor accountants verbonden aan of werkzaam bij grotere accountantskantoren, een (interne of kantoor-) procedure gold en geldt voor de melding van een ongebruikelijke transactie op grond van de Wwft. Vanaf 1 januari 2013 wordt onder het begip ‘instelling’ in de Wftt bedoelt: het kantoor en de natuurlijke persoon die zelfstandig optreedt. Deze kunnen door de toezichthouder bestuursrechtelijk worden aangesproken op ontoereikend beleid over bijvoorbeeld het melden van ongebruikelijke transacties. Of het in concrete gevallen nalaten om meldingen van ongebruikelijke transacties te doen. Dat is ook efficiënter dan accountants in loondienst aan te spreken. Dit laat onverlet de mogelijkheid van tuchtrechtelijke maatregelen jegens natuurlijke personen op basis van het wettelijke tuchtrecht dat op een individuele RA of AA van toepassing is.
De AA leidt uit bovenstaande af dat de meldingsplicht van de Wwft ingaande 1 januari 2013 niet meer op betrokkene rust, omdat zij in loondienst is. Dat betekent volgens betrokkene dat zij ook na die datum niet meer kan worden aangesproken op handelen dat zij vóór de wetswijziging in loondienst heeft verricht. Maar, aldus betrokkene, ook de tekst van het artikelonderdeel tot die datum sloot al uit dat zij als instelling moest worden aangemerkt. De Accountantskamer is van oordeel dat de tekst van de Wwft zoals die vóór 1 januari 2013 luidde, zo verstaan moet worden dat daarin naast de externe accountant wordt onderscheiden de beroepsbeoefenaar die (evenals die externe accountant) los staat van de entiteit ten behoeve waarvan hij zijn beroepsactiviteiten (of anderszins daarmee vergelijkbare activiteiten) ontplooit en in die zin zelfstandig en onafhankelijk is. Met de kwalificatie zelfstandig is dan niet, zoals betrokkene voorstaat, bedoeld om accountants in loondienst uit te zonderen van de meldingsplicht. De bewoordingen van het artikelonderdeel zijn voldoende duidelijk om steun te bieden aan deze uitleg. Op accountants in loondienst rust dus ook de plicht om ongebruikelijke transacties te melden bij de FIU-Nederland.
In de uitspraak van 23 januari 2015 heeft de Accountantskamer vastgesteld dat de betrokken accountant kon volstaan met een melding van de ongebruikelijke transactie aan de compliance-officer van zijn kantoor. Bij dat oordeel heeft de Accountantskamer toen in aanmerking genomen de hiervoor bedoelde wijd verbreide praktijk, die de meldingsplicht op grond van de Wwft niet op de individuele accountant, maar op de organisatie waaraan hij is verbonden, legde, en het feit dat de accountant in de zaak, waarin die uitspraak is gedaan, zich als accountantadministratieconsulent in loondienst gebonden kon achten aan de interne meldprocedure van zijn kantoor.
In deze zaak heeft de AA tijdens de zitting verklaard dat zij, als zij daartoe aanleiding had gezien, gebruik had kunnen maken van de interne meldprocedure van haar kantoor. Gezien de grootte van haar organisatie is voldoende aannemelijk dat deze organisatie ten tijde van belang in de onderhavige zaak ook een procedure kende die overeenkomt met de hiervoor bedoelde praktijk. Daarvan uitgaande zou er ook in deze zaak, zou betrokkene, nadat zij kennis had gekregen van een transactie, waarvan vast staat dat zij als ongebruikelijk in de zin van de Wwft moest worden aangemerkt, de interne procedure van haar kantoor had gevolgd, plaats zijn voor het oordeel dat betrokkene daarmee had kunnen volstaan.
Uitspraak
Naar het oordeel van de Accountantskamer hoefden de signalen die de klager gaf geen aanleiding voor de AA hoeven zijn om te veronderstellen dat de onderhavige zeven transacties verband hielden met witwassen. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat betrokkene had moeten onderkennen dat de facturen die ten grondslag liggen aan de betalingen, vals waren. Daarom hoefde de AA de zeven betalingen niet op grond van de Wwft (intern) te melden. De klacht van het BFT is daarmee ongegrond verklaard.
Geef een reactie