Joke Dambert staat voor de spiegel en schikt haar haren. Ondertussen denkt ze aan het gesprek dat ze vanmiddag heeft met Wouter Woelstra. Een belangrijk gesprek wat haar betreft. Het overlijden van Manfred Schuimstra, de pater familias van de maatschap, heeft de nodige impact gehad. Enkele medewerkers gedragen zich wat teruggetrokken en reageren emotioneel als Joke een keer vraagt wat er aan de hand is.
Ook het vennotenteam is nog steeds van slag. De vergaderingen verlopen chaotisch en Joke merkt dat het haar veel energie kost om nog enige lijn in de besluitvorming te krijgen. Het valt haar op dat Daan erg afwezig is. Hij zegt bijna niets in de vergadering. Kennelijk heeft het overlijden van Manfred hem meer aangegrepen dan zij dacht. Stiekem heeft ze wel eens gedacht dat het Daan wel goed uitkwam, dat Manfred nu overleden is. Die twee zaten elkaar altijd in de haren. Net een stel kinderen. Dat mag je niet denken, corrigeert zij zichzelf. Daan wenste Manfred niet dood, dat ging veel te ver. Maar wat Daan wel bezighoudt, weet ze ook niet. Als ze er weleens naar vraagt, dan maakt Daan een afwerend handgebaar en meldt daarbij dat er niets aan de hand is.
Misschien wil ze ook wel te snel en moet ze iedereen meer tijd geven om te rouwen. Ze dwingt zichzelf om verder stil te staan bij het gesprek met Wouter. De nabestaanden van Manfred laten er geen gras over groeien en hebben aangegeven dat ze aan de slag willen met de verdeling van de nalatenschap. Ze hebben aangegeven dat ze willen dat het aandeel van Manfred wordt gewaardeerd en daarna zo spoedig mogelijk wordt uitbetaald. Een week geleden had Joke een gesprek met de oudste zoon. Hij was meteen met de deur in huis gevallen. ‘Mijn vader hield ons al een tijdje voor dat het niet meer zo goed ging in de accountancy als vroeger. Kantoren worden steeds minder waard. De goodwill staat onder druk. Ik heb eens wat gezocht op internet en ik denk dat mijn vader gelijk had. Misschien vind je het wat egoïstisch, maar ik denk dat wij, als we te lang wachten als erfgenamen, minder krijgen dan nu.’ Joke was met stomheid geslagen toen de oudste zoon was uitgesproken. Hij had het in ieder geval niet van een vreemde, dacht ze. Tegelijkertijd vond ze het ook van een ongekende brutaliteit getuigen dat de erfgenamen nu al hun deel van de maatschap kwamen opeisen. Ze had een tijdje met haar lepel in het theeglas geroerd en naar buiten gekeken. Wat moest ze hier nu op zeggen? Eigenlijk was ze heel boos, maar ze besefte dat het geen zin had om dat te laten zien.
‘Ik zou de maatschapsakte er op moeten nakijken om te zien wat we nu precies hebben afgesproken. Dat weet ik nu ook niet en ik heb hem ook niet bij de hand.’ De oudste zoon had verrast gekeken. ‘Dus de maatschapsakte kan nog roet in het eten gooien? Weet jij waar ik die kan vinden?’ Joke kon een glimlach nauwelijks onderdrukken. Dus zijn kinderen wisten niet eens of hun vader wel of geen maatschapsakte had getekend en ze konden hem dus ook niet vinden. ‘Waar je hem kunt vinden, weet ik ook niet. Misschien ligt deze nog wel tussen de spullen van je vader op kantoor. We hebben in eerste instantie vooral gekeken naar de klantendossiers. De rest moet nog gebeuren.’ Het was nog heel wat uitzoekwerk geweest om alle zaken waarmee Schuimstra bezig was in kaart te brengen. Er waren ook een aantal dossiers geweest waarvan ze niet goed wisten wat ze ermee aan moesten. Als er op dat moment een controle van de beroepsorganisatie was geweest, hadden ze vast een dikke onvoldoende gekregen.
‘Mag ik niet zoeken op mijn vaders kamer of ik de stukken kan vinden? Scheelt jou weer tijd.’ Joke kon een diepe zucht niet onderdrukken. ‘Dat lijkt mij geen goed idee. Op die kamer liggen ook nog allerlei andere stukken van klanten en medewerkers en daar moeten we zorgvuldig mee omgaan. Ik hoop dat je daar begrip voor hebt.’ De oudste zoon schoof wat op zijn stoel heen en weer. Kennelijk vond hij het gesprek nu ook ongemakkelijk worden. ‘Maar als ik de maatschapsakte heb gevonden, zal ik zorgen dat je een kopie krijgt.’ ‘Ik begrijp het. Maar doe je dat dan wel een beetje snel? Want we kunnen natuurlijk niet accepteren dat de goodwill steeds maar minder wordt als jullie er geen werk van maken.’
Joke vond het nu wel welletjes. ‘Die goodwill loopt heus niet zomaar weg. Over een halfjaar is dit kantoor nog net zoveel waard als nu. Dus maak je niet al te veel zorgen.’ Ze stond op en de oudste zoon begreep de hint. Ze hield de deur voor hem open en vroeg of hij er verder wel uitkwam.
Jan Wietsma
*) Het vorige seizoen van ‘Rumoer in de maatschap’ is hier te bestellen: http://www.boekenbestellen.nl/boek/rumoer-in-de-maatschap/9789082208733
Geef een reactie