Het oordeel in een door BING opgeleverd rapport met persoonsgerichte aspecten, dat er door een deelgemeente ten aanzien van een moskee zonder goede redenen niet handhavend is opgetreden, is in verschillende opzichten ontoereikend gemotiveerd. Gegrondverklaring klacht zonder oplegging van een maatregel.
Het Bureau Integriteit Nederlandse Gemeenten (BING) heeft op verzoek van een deelraad een onafhankelijk onderzoek gedaan om na te gaan of in een deelgemeente bij het verlenen van subsidies en/of opdrachten of bij bredere politieke besluitvorming sprake is geweest van oneigenlijke politieke druk en zo ja, van ordentelijk verlopen politieke besluitvorming, en van integriteitsschendingen.
Een bestuurder was lid van het dagelijks bestuur van de deelgemeente en als zodanig belast met de portefeuille Ruimtelijke Ordening. In de deelgemeente staat een Moskee. Vanaf 2011 is hij als lid van het dagelijks bestuur van de deelgemeente betrokken bij het zogeheten “dossier Moskee”.
Klacht
Volgens de bestuurder heeft de BING-directeur (register accountant) ten onrechte gesteld en niet met feiten onderbouwd dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat is afgezien van handhavend optreden inzake de Moskee, en in aansluiting daarop ten onrechte althans ongemotiveerd geoordeeld dat het uitblijven van legalisering “gedurende zo’n lange tijd” op gespannen voet staat met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Daarnaast zou de directeur zonder (voldoende) onderbouwing en daarmee suggestief opgemerkt hebben dat de politieke wens van bepaalde partijen c.q. bestuurders bij de beslissing om wel of niet handhavend optreden geen doorslaggevende rol mogen spelen. Ook vindt de bestuurder dat in het rapport en tijdens de openbare presentatie ervan onvoldoende duidelijk is gemaakt dat het bestuur van de deelgemeente in de periode dat de bestuurder als portefeuillehouder Ruimtelijke Ordening betrokken was bij het dossier Moskee, wel handelend is opgetreden.
De BING-directeur heeft aangevoerd dat er gelet op het aanwezige feitenmateriaal sprake is van een deugdelijke grondslag voor het oordeel dat er door de deelgemeente ten aanzien van de Moskee zonder goede redenen niet handhavend is opgetreden, waarbij in het rapport voldoende duidelijk is gemaakt dat dit oordeel niet ziet op de bestuurder.
Gronden van de beslissing
Besluitvorming over handhavend optreden tegen de moskee of legaliseren is jarenlang uitgebleven. Maar volgens de Accountantskamer is het oordeel in rapport dat het bestuur van de deelgemeente wat dit betreft in strijd met de beginselplicht tot handhaving van overtreden wettelijke voorschriften heeft gehandeld in verschillende opzichten ontoereikend gemotiveerd. Dat is in strijd met de eisen voortvloeiend uit het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid in de VGC. Daarmee is volgens de Accountantskamer niet gezegd dat in het rapport ten onrechte is geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat tot 2011 is afgezien van handhavend optreden.
Maatregel
De Accountantskamer vindt dat een deel van het rapport waarop de klacht ziet, in een aantal opzichten de toets aan de eisen voortvloeiend uit het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid zoals bedoeld in artikel A- 100.4 onder c. van de VGC niet kan doorstaan. In zoverre dat het geval is, verklaart de Accountantskamer de klacht dan ook gegrond. Voor het overige is de klacht ongegrond. Bij de beslissing over het opleggen van een maatregel heeft de Accountantskamer geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld dat uit de tekortkomingen die aan het rapport kleven, nadeel is voortgevloeid voor de bestuurder. Op de zitting is namelijk vast komen te staan dat, nu de bestuurder kort na de presentatie van het rapport uit eigen beweging is afgetreden, de door hem veronderstelde dwang daartoe, gebaseerd op het rapport, niet (meer) aannemelijk gemaakt kan worden. Meegewogen is tot slot dat aan de BING-directeur reeds eerder in verband met een klacht van de voorzitter van het dagelijks bestuur van de deelgemeente over hetzelfde rapport de maatregel van berisping is opgelegd. Waren de klacht in die zaak en de klacht in de onderhavige zaak gelijktijdig beoordeeld, dan zou dat niet tot een zwaardere maatregel hebben geleid. Alles overziend, kan daarom thans worden volstaan met een gegrondverklaring zonder oplegging van een maatregel, aldus de Accountantskamer.
Procedurenummer 15/1442 Wtra AK van 18 maart 2016
Geef een reactie