Een RA heeft een aantal jaar bewust te lage aangiften omzetbelasting gedaan. De verschuldigde omzetbelasting hoefde op deze wijze pas op een later moment te worden afgedragen aan de Belastingdienst, die daarmee onbedoeld en onbewust als externe financier werd gebruikt.
Het Openbaar Ministerie (OM) verwijt een registeraccountant dat hij over een reeks van jaren opzettelijk onjuist aangiften omzetbelasting heeft ingediend voor zijn twee vennootschappen. In geschil is of de accountant opzettelijk de onjuiste aangiften omzetbelasting, steeds resulterend in te lage bedragen aan af te dragen omzetbelasting, heeft ingediend.
Gronden van de beslissing
De Accountantskamer stelt vast dat de te lage aangiften in (nagenoeg) alle gevallen (grotendeels) zijn veroorzaakt door te laag aangegeven omzetten. In de jaarrekeningen van de vennootschappen en in de aangiften vennootschapsbelasting is – zo begrijpt de Accountantskamer – uitgegaan van de daadwerkelijk gerealiseerde omzetten. Vandaar dat er verschillen optreden tussen de voor de omzetbelasting verantwoorde omzetten en de voor de vennootschapsbelasting en in de jaarrekeningen verantwoorde (hogere) omzetten. Voor deze verschillen is in de jaarrekeningen een balanspost ‘te betalen omzetbelasting’ opgenomen.
Liquiditeitsproblemen
De accountant is zich altijd ervan bewust geweest dat hij onjuiste aangiften omzetbelasting deed. Hij heeft ervoor gekozen om te lage aangiften in te dienen vanwege liquiditeitsproblemen binnen de vennootschappen. Pas na de start van een boekenonderzoek heeft hij opening van zaken gegeven. Volgens de accountant heeft hij nooit de intentie gehad om de werkelijke omzet permanent buiten de aangiften te houden. Deze intentie blijkt volgens de Accountantskamer ook uit het opnemen van genoemde balanspost, die de Belastingdienst uiteindelijk ook op het spoor heeft gezet van de te lage aangiften. Er is sprake van het verschuiven van omzet naar een later jaar, aldus de Accountantskamer. Een deel van het verschuiven is bewerkstelligd door het doen van aangiften op kasbasis in plaats van factuurbasis. De verschuldigde omzetbelasting wordt eerst afgedragen nadat deze daadwerkelijk is ontvangen, en niet al zodra deze in rekening is gebracht bij de afnemer (op de factuur).
De RA stelt dat hij van aanvang af de Belastingdienst heeft geïnformeerd over deze werkwijze. Eind 2008 heeft hij nog wel een controlerapport ontvangen waarin de Belastingdienst het standpunt heeft ingenomen dat het kasstelsel niet kon worden toegepast, maar dat heeft verder geen gevolgen gehad (bijvoorbeeld in de vorm van een naheffingsaanslag omzetbelasting).
Toepassen kasstelsel
Voor zover de te lage aangiften omzetbelasting (en de daarmee samenhangende balansposten) voortvloeien uit de toepassing van het kasstelsel kan de accountant daarvan geen (tuchtrechtelijk) verwijt worden gemaakt, aldus de Accountantskamer. Immers, doordat de Belastingdienst geen gevolg gaf aan de in 2008 uitgevoerde controle kon hij menen dat in dat opzicht sprake was van een pleitbaar standpunt. Echter, de te lage aangiften omzetbelasting zijn volgens de Accountantskamer niet alleen veroorzaakt door de toepassing van het kasstelsel. In dat geval zou immers telkens een correctie worden toegepast in het daarop volgende jaar waarin de gefactureerde bedragen worden ontvangen. Dan wordt een te lage aangifte in enig jaar (door de verschuiving van een deel van de omzet naar een volgend jaar) grotendeels gecompenseerd door het alsnog in aanmerking nemen van een in het vorig jaar naar een volgend jaar verschoven omzet. Gelet op de gestage toename in de loop der jaren van de passiefpost ‘te betalen omzetbelasting’ werden de te lage aangiften niet alléén veroorzaakt door het toepassen van het kasstelsel, maar tevens door het structureel te laag aangeven van omzet.
De Accountantskamer vindt dat het aannemelijk is geworden dat de RA over een reeks van jaren bewust te lage aangiften omzetbelasting heeft gedaan, teneinde daarvan liquiditeitsvoordeel te genieten. De verschuldigde omzetbelasting hoefde op deze wijze zodra de desbetreffende omzet alsnog in een aangifte was verwerkt, pas op een later moment te worden afgedragen aan de Belastingdienst, die daarmee onbedoeld en onbewust als externe financier werd gebruikt.
Maatregel|
De RA heeft in strijd gehandeld met de fundamentele beginselen “integriteit” en “professioneel gedrag” als bedoeld in artikel A-100.4 onder a. en e. en nader uitgewerkt in de hoofdstukken A-110 en A-150 van de VGC. De Accountantskamer vindt de schending van de fundamentele beginselen “integriteit” en “professioneel gedrag” zodanig ernstig dat zij de RA de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers voor de duur van een jaar oplegt.
Procedurenummer 15/2042 Wtra AK
Geef een reactie