Werknemers in Nederland zijn in het afgelopen decennium op een aantal punten minder tevreden over hun arbeidsomstandigheden. Dat schrijven CBS en TNO in een gezamenlijke publicatie.
De publicatie heet ‘Dynamiek op de Nederlandse arbeidsmarkt – De focus op ongelijkheid’. In het gratis te downloaden rapport wordt de ongelijkheid op de arbeidsmarkt langs drie dimensies in kaart gebracht: ongelijkheden in werkzekerheid, in loon- en inkomen en in de kwaliteit van arbeidsomstandigheden. Wat in het oog springt is vooral dat werkenden minder autonomie ervaren en minder uitdaging in hun werk vinden. Ze geven ook iets minder vaak aan promotie te hebben gemaakt. Met de toename van het aantal flexibele contracten nam tegelijkertijd de werkzekerheid af.
Minder werkzekerheid
De afgelopen tien jaar is de werkzekerheid in Nederland afgenomen. Tussen 2006 en 2016 is het aandeel werkenden met een vaste arbeidsrelatie met 10 procentpunt gedaald, van 71 procent naar 61 procent. Met name laagopgeleiden en jongeren hebben minder vaak een vast dienstverband en worden vaker werkloos na baanverlies. Hoewel ouderen minder vaak werkloos worden dan jongeren hebben ze, eenmaal werkloos, een kleinere kans om weer aan de slag te komen. En als ouderen weer aan het werk gaan, is dat meestal niet in een vast dienstverband maar in een flexibele baan, of als zelfstandige. Ouderen in een flexibele baan stromen minder vaak door naar een vaste baan dan werkenden van middelbare leeftijd.
Werkgelegenheidsgroei
De werkgelegenheid in de hoogbetaalde beroepen is aanzienlijk toegenomen. Ook in de laagst betaalde beroepen groeide de werkgelegenheid. Banen in het middensegment verliezen aandeel. Het gaat dan om beroepen met veel routinematige taken en beroepen waarin veel handwerk voorkomt, zoals medewerker in een drukkerij, assemblagemedewerker, lasser, plaatwerker, land- en bosbouwer, en administratieve beroepen zoals secretaresse, bibliothecaris, conservator en boekhouder. De achterblijvende groei van het middensegment raakt vooral de laag- en middelbaaropgeleiden. Onder laagopgeleiden is een duidelijke verschuiving te zien van beroepen in het middensegment naar de laagst betaalde beroepen.
Laagopgeleiden en jongeren
Laagopgeleiden en jongeren werken nu vaker dan voorheen in de laagst betaalde beroepen. Ook rapporteren zij relatief vaak dat het werk niet uitdagend is en dat ze weinig autonomie hebben. Dat geldt eveneens voor werknemers met een migratieachtergrond. Hoewel zij gemiddeld minder gunstige arbeidsomstandigheden rapporteren, worden de verschillen met werknemers met een Nederlandse achtergrond de laatste jaren wel kleiner. Voorbeelden van beroepsgroepen waarin werkenden minder aantrekkelijke arbeidsomstandigheden rapporteren, zijn koks en kelners, postpersoneel, winkelpersoneel, schoonmakers, huishoudelijk personeel en bejaarden- en kinderverzorgers. Het werk in deze beroepen wordt ervaren als fysiek zwaar, weinig uitdagend, weinig autonoom en flexibel. Het werk wordt gedaan in deeltijd en de ervaren baanonzekerheid is groot.
Het (gratis te downloaden) boek bevat naast artikelen van CBS en TNO ook bijdragen van auteurs van AIAS, Universiteit van Amsterdam, Universiteit Leiden, Radboud Universiteit Nijmegen, Vrije Universiteit Amsterdam en ROA (Universiteit Maastricht).
Geef een antwoord