De Accountantskamer heeft de voormalig controlerend accountant van een failliet autobedrijf een berisping opgelegd vanwege talrijke tekortkomingen in de controle van de jaarrekeningen over 2012 en 2013. “Van betrokkene had een hogere mate van oplettendheid en een meer professioneel-kritische opstelling mogen worden verwacht.”
De RA was sinds 2008 bij EY de controlerend accountant van het bedrijf. De groep had een jaaromzet van zo’n € 450 miljoen en vroeg in 2014 faillissement aan. De voormalig grootaandeelhouders verwijten de accountant gebrek aan een professioneel-kritische houding en hebben een waslijst aan klachten ingediend. Die gaan over de immateriële vaste activa, de latente belastingvorderingen, de materiële vaste activa, de voorraden, het onderhanden werk, de debiteuren, de inkoopbonussen, de verplichtingen/voorzieningen en de continuïteit. Aannames van het management zijn onvoldoende getoetst en de RA heeft de onderbouwing van zijn controleverklaring onvoldoende vastgelegd, zo luiden op veel punten de bezwaren.
Interne uren
Zo zijn in 2012 en 2013 € 4,5 miljoen respectievelijk € 5 miljoen als investeringen in Onderzoek en ontwikkeling onder de post immateriële vaste activa in de balans opgenomen. Hierin zijn begrepen forse bedragen die betrekking hadden op interne uren van eigen personeel. Volgens de klagers zijn die kosten ten onrechte niet afzonderlijk in de winst- en verliesrekening opgenomen. De Accountantskamer is het daarmee eens: “Het achterwege laten van toepassing van artikel 377 lid 3 sub c Boek 2 BW, dat mede als effect had dat niet alle ten laste van de rechtspersoon gekomen, niet aan die geactiveerde productie toe te rekenen, lonen en sociale lasten afzonderlijk in de winst- en verliesrekening zijn gepresenteerd, had ten minste met het oog op het te verlangen vereiste inzicht in het resultaat expliciet door betrokkene aan de orde moeten zijn gesteld.” De tuchtrechter is het ook eens met de klacht dat de opgevoerde uren en werkzaamheden niet voldoende zijn gecontroleerd.
Continuïteit
Met betrekking tot de oordelen over de continuïteit van de onderneming vindt de Accountantskamer de klacht over de jaarrrekening 2012 ongegrond. Maar voor het jaar 2013 is dat anders: “Vastgesteld moet worden dat betrokkene in het accountantsverslag van 1 april 2014 een verwijzing naar toepassing van standaard 570 heeft opgenomen en dat hij instemde met de in de jaarrekening opgenomen toelichting op de hantering van grondslagen uitgaande van continuïteit en bovendien, dat hij heeft medegedeeld dat daarnaar in de controleverklaring, zonder afbreuk te doen aan zijn oordeel, zou worden verwezen. De verwachtingen die hierdoor bij de lezer van het accountantsverslag konden worden gewekt, werden niet gerechtvaardigd door de destijds door betrokkene uitgevoerde controlewerkzaamheden. Dat in paragraaf 1.2.1 van het accountantsverslag een algemeen voorbehoud was opgenomen dat de controle van de jaarrekening 2013 nog niet volledig was afgerond, doet daar niet aan af.” Dit deel van de klacht wordt gegrond verklaard.
Inhoud van essentieel belang
Op veel andere punten worden de klagers in het gelijk gesteld. “Accountantskamer rekent het betrokkene aan dat voormelde verzuimen zich hebben voorgedaan bij de controle van jaarrekeningen over twee jaren, en in het accountantsverslag over 2013, ten aanzien waarvan hij kon weten dat de inhoud ervan van essentieel belang was voor de aandeelhouders en financiers van [het bedrijf]. Van betrokkene had, gezien dat belang en het – door hem wel onderkende – risico een hogere mate van oplettendheid en een meer professioneel-kritische opstelling mogen worden verwacht.” Daarom wordt de maatregel van berisping opgelegd, waarbij is meegewogen dat de RA niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld.
Geef een reactie