Twee accountants zijn door de Accountantskamer berispt vanwege onvoldoende kritisch en zorgvuldig handelen bij de controle van de jaarrekeningen van een vermogensbeheerder. De klacht tegen een derde accountant van dezelfde organisatie is ongegrond verklaard.
De accountants waren betrokken bij de controle van de jaarrekeningen van een vermogensbeheerder en twee dochtermaatschappijen. Voor de twee dochterbedrijven is de omzet uit retrocessies verwerkt in de post Fund Advice, waarin ook andere inkomsten zijn verwerkt. De vermogensbeheerder heeft in externe uitingen vermeld dat retrocessies, vergoedingen voor vermogensbeheeractiviteiten, altijd worden doorbetaald aan klanten.
Overlopend passief
Over 2011 zijn retrocessies ten bedrage van € 471.324 als overlopend passief verantwoord. “Het gaat om bedrag dat ziet op de periode van het derde kwartaal van 2009 t/m 2011. De directie heeft aangegeven dat medio 2012 een beslissing zal worden genomen ten aanzien van de vraag in hoeverre deze gepassiveerde bedragen wel of niet worden doorbetaald aan de klanten. Er is geen contractuele verplichting tot terugbetaling […], een eventuele doorbetaling kan ingegeven zijn door commerciële motieven. De actuele discussie met enkele klanten over al dan geen verhoging van tarieven speelt daarbij logischerwijze ook een rol. Uit hoofde van het voorzichtigheidsprincipe heeft de directie besloten deze posten vooralsnog niet als resultaat te bestempelen. Op basis van de hiervoor opgenomen toelichting en motivering kunnen wij ons daarin vinden. Ten aanzien van toekomstige ontvangen retrozessies wordt vanaf 2012 per kwartaal door de directie besloten in hoeverre doorbetaling van deze ‘incentive fees’ zal plaatsvinden en zal verwerking in het resultaat dienovereenkomstig plaatsvinden”, aldus het accountantsverslag.
In de geconsolideerde jaarrekening over 2012 is het bedrag volledig ten gunste van het resultaat geboekt.
Onderzoek
Tegen een van de dochterbedrijven wordt een strafrechtelijk onderzoek ingesteld, waarbij een huiszoeking wordt gedaan. Een van de accountants overlegt met de directie over een onderzoeksopdracht die door het accountantskantoor zou worden uitgevoerd. De advocaat van het bedrijf oppert de opdracht door hem te laten verstrekken zodat het resultaat daarvan onder zijn verschoningsrecht zou vallen. De opdracht houdt in te onderzoeken of bepaalde adviesnota’s van een dochterbedrijf gebaseerd waren op tegenprestaties voor een tegenpartij en of bepaalde performance fee-nota’s waren gebaseerd op vooraf overeengekomen percentages. Dat was volgens officier van justitie niet het geval: hij verdenkt het bedrijf ervan toch retrocessies te hebben ontvangen. Het onderzoek wordt door de derde accountant uitgevoerd.
Klacht door OM
Het OM dient vervolgens een klacht in tegen de drie accountants. De eerste twee accountants hebben de post Fund Advice in de geconsolideerde jaarrekeningen over de jaren 2010 tot en met 2014 van de vermogensbeheerder met onvoldoende diepgang en een
onvoldoende professioneel-kritische instelling gecontroleerd, aldus het OM. De eerste en derde accountant hebben daarnaast opzettelijk meegewerkt aan het oneigenlijk gebruik van het verschoningsrecht van de advocaat. Het onderzoek is bovendien niet (voldoende) objectief uitgevoerd, door over die uitvoering en de tussentijdse resultaten ervan te overleggen met het vermogensbeheerbedrijf. In een verhoor heeft de eerste accountant bovendien gelogen door onder meer te stellen dat hij niet bekend was met termen als retrocessie, aldus het OM.
Oordeel Accountantskamer
De Accountantskamer kan niet vaststellen dat de vermogensbeheerder in de geconsolideerde jaarrekeningen tot en met 2010 retrocessie-ontvangsten als omzet heeft geboekt. “Weliswaar heeft klager in het klaagschrift een overzicht opgenomen van op de post Fund Advice geboekte omzetten over de jaren vanaf 2006, klager heeft niet (voldoende gemotiveerd) weersproken dat deze post niet louter uit retrocessie-ontvangsten was opgebouwd, maar ook uit bijvoorbeeld adviesvergoedingen. In de jaren na 2010 zijn wel retrocessie-ontvangsten als omzet geboekt […]. Vast staat dat in de jaren na 2010 geen betalingen aan cliënten zijn gedaan naar aanleiding van ontvangen retrocessies.”
De tuchtrechter overweegt dat de vraag is of de twee accuntants voldoende controle-informatie hebben vergaard en voor zover zij dat hebben gedaan of zij de verwerking aanvaardbaar hebben mogen achten. Voor boekjaar 2010 is niet komen vast te staan dat er retrocessies als omzet zijn geboekt. De klacht is voor dat jaar ongegrond.
Omschrijving verdiensten
Volgens de Accountantskamer blijkt uit onder meer een brief en een algemene beschrijving van de verdiensten van de BV dat alle retrocessies die worden verdiend met inleggen van cliënten aan die cliënten worden doorbetaald. “De beschrijving, en de in verband daarmee gegeven opdracht, had [de eerste twee accountants] aanleiding moeten geven om in elk geval vanaf 2011, toen materiële (vanaf 2012: alle) retrocessie-ontvangsten als omzet werden geboekt, bij de leiding van de onderneming navraag te doen naar de (naar eigen zeggen) in het verleden gevolgde en naar buiten kenbaar gemaakte gedragslijn om (direct of indirect) ontvangen retrocessies steeds door te betalen aan de betreffende cliënten, en om dienaangaande zo nodig aanvullende controle-informatie te vergaren.” Maar daarvan is niets gebleken.
Handboek AO
De twee accountants stellen dat bij de jaarrekening 2012 het handboek AO is gehanteerd (maar niet tot in detail), maar dat de risico’s van het niet doorbetalen van retrocessies te gering waren om melding van te maken. Daarin gaat de Accountantskamer niet mee: “De Accountantskamer is van oordeel dat zij aan het in het Handboek AO beschreven risico onvoldoende gevolg hebben gegeven om meerdere redenen. Zo is het niet begrijpelijk waarom zij menen dat zij het Handboek AO niet in detail hebben hoeven bestuderen, hoewel daarmee wel was beoogd de interne beheersing van de risico’s bij [de vermogensbeheerder] te inventariseren. De Accountantskamer ziet niet in hoe zij dat doel hebben kunnen realiseren door het Handboek AO slechts globaal te bestuderen. Dit geldt te meer omdat het Handboek AO bij de AFM was gedeponeerd. Gezien dit deponeren mag ervan uitgegaan worden dat zij juist wel oog hadden voor de in dit Handboek omschreven risico’s.” Dat er sprake is van een geringe omvang van de retrocessies kan de tuchtrechter niet volgen: de omvang overstijgt ruimschoots de gehanteerde materialiteit.
Website geraadpleegd
Beide accountants stellen niet de tekst te kennen waarin het bedrijf aangeeft altijd ontvangen retrocessies aan klanten door te betalen. Maar zij hebben wel de website van het bedrijf geraadpleegd om inzicht te krijgen in de organisatie. “In dit verband had het naar het oordeel van de Accountantskamer dan ook voor de hand gelegen dat zij nader hadden onderzocht of, en zo ja wat, [de vermogensbeheerder] anderszins gedurende het gecontroleerde boekjaar via haar website had gecommuniceerd. Uit de omvang van de website, destijds, blijkt dat de hier bedoelde mededelingen dan moeilijk aan de aandacht konden ontsnappen.” De twee accountants hebben met onvoldoende professioneel-kritische instelling, en daarmee in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid respectievelijk het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid de jaarrekeningen gecontroleerd, luidt het oordeel. “Voor de goede orde merkt de Accountantskamer op dat zij niet heeft vastgesteld dat de desbetreffende retrocessies ten onrechte ten gunste van de resultaten zijn gebracht.”
Andere klachten ongegrond
Het is niet aannemelijk geworden dat de accountants eraan hebben meegewerkt dat een opdracht die feitelijk is gegeven door de Raad van Commissarissen van de vermogensbeheerder formeel werd verstrekt door het kantoor van de advocaat van de vermogensbeheerder om zodoende de uitkomst van de werkzaamheden onder de vlag van het verschoningsrecht van de advocaat te brengen en het strafrechtelijk onderzoek naar de vermogensbeheerder te frustreren.
Dat een van de accountants tijdens zijn verhoor in het kader van het strafrechtelijk onderzoek door FIOD-ambtenaren heeft gelogen, is ook niet aannemelijk gemaakt, aldus de Accountantskamer. “Wel had de betrokken accountant niet zonder meer antwoord moeten geven op een vraag maar eerst uiting moeten geven aan zijn twijfel en navraag moeten doen naar de bedoeling van de vraag. Dat heeft hij niet gedaan en daarmee heeft hij gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.”
Aan twee accountants wordt de maatregel van berisping opgelegd. De klacht tegen de derde accountant is ongegrond verklaard.
De tuchtklacht leidde vorig jaar al tot het neerleggen van zijn functie door een van de berispte accountants.
Lees hier de uitspraak van de Accountantskamer (17/874, 17/875 en 17/876 Wtra AK)
Geef een reactie