Een faillissementsaanvraag die niet nodig was. Een administratieconsulent/relatiebeheerder en diens chef, een registeraccountant, hadden dat faillissement weliswaar niet zelf aangevraagd, maar ze namen wel deel aan overleg daarover. De Accountantskamer vond dat ze het spel niet zuiver speelden. Als maatregel legde de tuchtrechter een waarschuwing op.
De administratieconsulent werd door een klant (klager) benaderd of hij geld wist aan te boren voor een op te zetten businesscentrum. De boekhouder wist misschien wel een paar potentiële geldschieters en benaderde er drie, waarvan twee uit de eigen klantenkring. In ruil daarvoor zou het kantoor een ‘finders fee’ ontvangen. De drie investeerders namen een belang in de zaak, een werd een 50% aandeelhouder, de andere twee stortten enkele duizenden euro’s. Zij trokken zich na verloop van tijd terug uit het project; de toegezegde investering van €75.000 kwam er nooit.
Schuld bij kantoor
Het accountantskantoor had in totaal nog ruim €12.000 tegoed van de oprichter van het businesscentrum. Maar betaling van declaraties bleef ondanks betalingsherinneringen uit. Waarbij de schuldenaar het er op gooide dat hij niet het toegezegd geld had gezien van twee investeerders. Waarom dan de volledige finders fee betalen? Daarop nam het kantoor een advocaat in de arm, die de zakenman verzocht alsnog te betalen. Bij het niet voldoen van de schuld zou faillissement worden aangevraagd, zo liet de advocaat van het kantoor klager weten. En dat gebeurde ook, nog dezelfde dag. De volgende dag verzocht de zakenman om de faillissementsaanvraag in te trekken. Hij legde nogmaals uit hoe hij in betalingsproblemen was gekomen en kondigde aan dat hij een financier had gevonden voor de kosten van een procedure tegen de investeerders die hun keutel introkken. Verder beweerde hij dat het accountantskantoor hoe dan ook niets uit de boedel zou ontvangen; van een kale kip zijn geen veren zijn te plukken. En waarom wilde het kantoor eigenlijk geld zien; er was toch op no cure no pay basis gewerkt? Het kantoor had zijn prestatie (geld aantrekken) niet geleverd. Geschrokken vroeg het kantoor de rechtbank de mondelinge behandeling van het verzoek tot faillietverklaring nog even uit te stellen. Het bood de zakenman een betalingsregeling aan. €5.000 in plaats van ruim €12.000, en dan praten we er niet meer over. Maar klager ging daar niet op in. De rechtbank zette uiteindelijk het faillissement niet door.
Geen belang bij
De zakenman verwijt de relatiebeheerder en zijn chef dat zij faillissement aanvroegen terwijl hij nog niet was opgehouden te betalen, hield de tuchtrechter voor dat steunvorderingen ontbraken en dat het kantoor geen redelijk belang had bij een faillissement. De enigen die dat wel hadden waren de investeerders die op hun toezegging terugkwamen,toevallig ook klanten. De Accountantskamer vroeg zich even af wie er nu tuchtrechtelijk aanspreekbaar waren. De relatiebeheerder noch zijn baas had het faillissement persoonlijk aangevraagd. Maar de RA was wel partner bij het kantoor. En de relatiebeheerder vergaderde braaf mee over de faillissementsaanvraag. Niet zo fraai, vond de Accountantskamer. De redenering: een accountant dient bij het nemen van civielrechtelijke rechtsmaatregelen tegen een cliënt die zijn declaraties niet betaalt een zorgvuldige en kenbare afweging te maken van de betrokken belangen en niet lichtvaardig over te gaan tot het aanvragen van het faillissement van de cliënt. En precies dat hadden de twee nagelaten. De consequentie: een waarschuwing voor beide.
Geef een reactie