
Net als eerder bij de Accountantskamer blijft ook in hoger beroep niets overeind van de klachten van een ontslagen ambtenaar bij de gemeente Rotterdam over een persoonsgericht onderzoek dat door KPMG Advisory naar hem werd uitgevoerd. Mede op basis van het in opdracht van de gemeente opgestelde rapport naar aanleiding van dat onderzoek werd de ambtenaar op straat gezet, want hij bleek namelijk voor ongeveer 1,5 miljoen euro aan valse facturen te hebben ingediend bij zijn werkgever.
De voormalige ambtenaar gaf tussen december 2009 en december 2011 drie ‘derdenondernemingen’ de opdracht om facturen in te dienen bij de gemeente Rotterdam. Onder die facturen zette hij zelf als verantwoordelijk ambtenaar een handtekening. De gemeente Rotterdam maakte de bedragen over naar de drie tussenstations, die een groot deel van het geld doorsluisden naar Expertisz, het eigen onderneminkje van de ex-ambtenaar. Volgens KPMG was voor de ‘indirecte geldstromen […] geen gebleken prestatie geleverd’.
Reeks tuchtklachten
Bij de Accountantskamer kwam de man vervolgens met een hele reeks klachten tegen vier bij KPMG werkzame RA’s die bij het onderzoek betrokken waren. Het rapport was volgens de ontslagen ambtenaar ondeugdelijk. De op de zaak gezette onderzoekers zouden geen oog hebben gehad voor de objectieve waarheidsvinding en daarmee de rechter later het zicht op de waarheid hebben ontnomen. Ze zouden uitsluitend het belang van de opdrachtgever hebben gediend, in een rapport dat ‘onevenwichtig’ was. Verder zouden de onderzoekers onvoldoende hoor en wederhoor hebben toegepast en aan het wederhoorcommentaar verkeerde conclusies hebben verbonden.
Oordeel Accountantskamer
In het oordeel van de tuchtrechter bleef daarvan echter niets overeind. De Accountantskamer was van mening dat, anders dan de man beweert, het handelen van de accountants niet hoefde te worden getoetst aan NVCOS 3000 of 4400. De opdracht tot het uitvoeren van een persoonsgericht onderzoek kwalificeert als een ‘overige opdracht’, waarop geen standaard van toepassing is. De Praktijkhandreiking persoonsgerichte onderzoeken voor de accountant-administratie-consulenten/registeraccountants (Praktijkhandreiking 1112) is voor de toetsing slechts relevant indien en voor zover handelen in strijd met de Praktijkhandreiking ook strijd oplevert met de eisen voortvloeiend uit de fundamentele beginselen, zoals bedoeld in de gedragscode VGBA. Er bestaat ook geen gedrags- of beroepsregel die inhoudt of meebrengt dat in het kader van een persoonsgericht onderzoek altijd nader onderzoek moet worden verricht naar aangedragen feiten en omstandigheden, aldus de tuchtrechter.
Hoger beroep
In hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) zijn de vele klachten van de voormalige ambtenaar hetzelfde lot beschoren. Ook het College is niet gebleken dat de vier KPMG’ers bij de uitvoering van hun onderzoeksopdracht niet de fundamentele beginselen in acht hebben genomen. Hun eindrapport is door middel van hoor en wederhoor tot stand gekomen. Voor de gerapporteerde bevindingen bestond een voldoende deugdelijke grondslag, oordeelt het CBb. Het hoger beroep is daarom ongegrond.
Geef een antwoord