Een aan twee accountants verstrekte opdracht die de twee vorig jaar bij de Accountantskamer een berisping en een waarschuwing opleverde is door de tuchtrechter te ruim opgevat. Dat heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) geoordeeld. Het College ziet in tegenstelling tot de Accountantskamer geen aanleiding voor het opleggen van tuchtrechtelijke maatregelen.
Een voormalig RA kreeg de berisping in augustus 2018 opgelegd voor een ondeugdelijk onderzoek naar de manier waarop een vordering van een BV op een stichting in de jaarrekening was verantwoord. De RA was opdracht gegeven om een standpunt in te nemen ten aanzien van het verwerken van verschillende posten in de jaarrekening. Hij concludeerde zonder deugdelijke grondslag dat de vordering juist was opgenomen, stelde de Accountantskamer. De voormalig RA was al twee keer eerder tuchtrechtelijk veroordeeld in verband met het rapporteren van bevindingen waaraan een deugdelijke grondslag ontbreekt.
Een toenmalig collega van de voormalige RA, eveneens RA, kreeg van de tuchtrechter een waarschuwing. Hij was onderdeel van het team dat werkte aan de opdracht, was betrokken bij de formulering van de opdracht en adviseerde de RA.
Onterecht oordeel over opdracht
Zowel de (voormalige) accountants als de oorspronkelijke klager stelden hoger beroep in. De hoger beroepen van de (voormalige) accountants slagen. De Accountantskamer heeft volgens het CBb over de voormalige RA ten onrechte geoordeeld dat het in het kader van de opdracht op zijn weg had gelegen om na te gaan welke transacties precies hadden plaatsgevonden en nader onderzoek te doen naar de financiële positie van een betrokken vennootschap.
Onjuistheid informatie niet aangetoond
In het verlengde hiervan heeft de Accountantskamer volgens het CBb ook niet kunnen oordelen dat de voormalig RA onvoldoende grondslag had voor zijn standpunt dat er geen aanleiding was te veronderstellen dat de jaarrekeningpost rekening-courantvordering niet correct is weergegeven. Gesteld noch gebleken is dat de informatie waarop hij dat oordeel baseerde onjuist was of dat op basis van deze informatie dit standpunt niet kon worden ingenomen. Daarbij is van belang dat het hier geen assurance-opdracht betreft, spreekt het CBb uit.
Zekerheid rapport
Voor het standpunt van de klagers dat met het rapport wel enige mate van zekerheid werd gegeven ziet het College onvoldoende concrete aanknopingspunten. Het tegendeel is eerder het geval; de voormalig RA ‘had de opdracht om een standpunt in te nemen op basis van de aan hem ter beschikking gestelde informatie, welke opdracht niet de door de Accountantskamer aangenomen onderzoeksplicht omvatte.’
Voormalige collega ook vrijgesproken
Ook het hoger beroep van de oud-collega van de voormalige RA slaagt. De klacht ten aanzien van de RA is wat dit onderdeel betreft gelijkluidend aan de klacht jegens de voormalige RA . De RA maakte onderdeel uit van het onderzoeksteam, maar wat zijn precieze rol is geweest in het onderzoek dat heeft geleid tot het rapport is onduidelijk. Gesteld noch gebleken is in ieder geval dat zijn rol gelijk aan of groter dan die van zijn voormalige collega zou zijn geweest, zodat uit de ongegrondheid van het klachtonderdeel met betrekking tot de voormalige RA volgt dat dit klachtonderdeel ook met betrekking tot de RA ongegrond is.
Het College ziet dan ook geen aanleiding voor het opleggen van tuchtrechtelijke maatregelen en verklaart de hoger beroepen van de twee (voormalige) accountants gegrond.
Geef een reactie