Een RA speelde volgens de Accountantskamer een zeer kwalijke rol toen ze een vriend bijstond bij de afwikkeling van zijn echtscheidingsprocedure. De vrouw probeerde het bij de echtgenote van haar vriend te doen voorkomen dat ze de belangen van beide partijen diende, maar misleidde en manipuleerde ondertussen in het belang van de man.
Meervoudig gehandicapte dochter speelbal
Daarbij werd nota bene de meervoudig gehandicapte dochter van het echtpaar tot speelbal in het conflict gemaakt. Zo spoorde de RA de man aan om de dochter te laten verklaren dat haar moeder haar regelmatig sloeg. Ook probeerde ze de afgesproken geheimhouding tijdens een mediationtraject willens en wetens te doorbreken door de advocaat van de vrouw voor te stellen haar als stagiaire aan te stellen, zodat zij zich toch met de zaak zou kunnen blijven bemoeien. De Accountantskamer noemt de rol van de RA – die niet als accountant, maar als senior beleidsmedewerker zorginkoop bij een zorgverzekeraar werkt – zeer kwalijk en legt haar een doorhaling van drie maanden op.
Uitspraak: 19-1030 RA (002)
Turbulente echtscheidingsprocedure
De twee bekenden van de RA waren in een turbulente echtscheidingsprocedure verwikkeld. Het voormalige echtpaar heeft twee dochters, waarvan de jongste meervoudig gehandicapt is. In januari 2016 werd een procedure tot echtscheiding in gang gezet. De echtscheiding is op 9 oktober 2017 uitgesproken, toen de oudste dochter net meerderjarig was. De RA stond de man bij door onder meer overzichten van bankrekeningen en te verrekenen posten op te stellen, berekeningen van zijn draagkracht te maken ten behoeve van de betaling van alimentatie, te bemiddelen bij de verkoop van de auto en het terzijde staan van de man bij het overleg met de bank over de hypotheek. Ook had ze contact met de mediator en de advocaat van de man.
Tuchtklacht
De ex-echtgenote diende een tuchtklacht in tegen de RA en verweet haar zich ten onrechte te hebben bemoeid met de echtscheiding en boedelscheiding en daarbij in strijd met de voor haar geldende gedrags- en beroepsregels te hebben gehandeld. De RA werd concreet verweten niet professioneel, integer en objectief te hebben gehandeld door:
- haar betrokkenheid bij de echtscheiding lang bewust geheim te houden en te proberen klaagster te misleiden door haar diensten ook aan haar aan te bieden;
- te trachten de procedure zo te manipuleren dat [B] er financieel zo gunstig mogelijk uit zou komen en de zorg voor de jongste dochter kreeg;
- de geheimhouding in het mediationtraject te willen schenden waardoor de mediation door haar toedoen is mislukt;
- klaagster te intimideren, te chanteren en te beschuldigen van PGB-fraude;
- zich niets aan te trekken van haar werkgever nadat deze betrokkene heeft gewaarschuwd in verband met haar hulp aan [B].
Professionele dienst?
Anders dan de RA is de Accountantskamer van oordeel dat zij, door de man bij te staan, een professionele dienst heeft geleverd als bedoeld in artikel 1 van de VGBA. Daarvan is sprake wanneer werkzaamheden worden uitgevoerd waarvoor vakbekwaamheid als accountant wordt of kan worden aangewend. ‘Gebleken is dat betrokkene vergaande bemoeienis had met de echtscheiding van [B] en klaagster. Zij maakte financiële overzichten, onder meer van de banksaldi, de lijfrentepolissen en de pensioenen en berekeningen van zijn draagkracht ten behoeve van de betaling van alimentatie. Ook vergezelde betrokkene [B] naar de bank bij gesprekken over de hypotheek, schreef zij namens hem brieven over zijn financiële situatie en gevolgen van de echtscheiding en had zij daarover contact met zijn advocaat.’ De Accountantskamer is, conform haar uitspraak van 1 maart 2019 (ECLI:NL:TACAKN:2019:16), van oordeel dat dit werkzaamheden zijn waarbij de RA vakbekwaamheid als accountant heeft aangewend, zodat zij zich daarbij moest houden aan de fundamentele beginselen als bedoeld in artikel 2 en volgende van de VGBA.
Misleiding en manipulatie
De klachten over misleiding en manipulatie worden vervolgens door de Accountantskamer gegrond verklaart. De tuchtrechter oordeelt dat de RA in strijd heeft gehandeld met de fundamentele beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, objectiviteit, integriteit en professionaliteit (artikel 2 sub a., b., c. en d. VGBA): ‘Betrokkene heeft geen openheid van zaken aan klaagster gegeven over haar rol en verregaande advisering van de echtgenoot van klaagster in zijn (financiële) belangen, integendeel, betrokkene heeft klaagster daarover misleid. Uit haar e-mail van 10 augustus 2016 blijkt dat zij ook heeft geprobeerd om de advocaat van klaagster mee te nemen in die misleiding van klaagster. Zij is ondanks de verzoeken van klaagster (stiekem) [B] blijven adviseren. Ook heeft zij het beginsel van objectiviteit niet nageleefd door in de echtscheidingsprocedure nadrukkelijk de kant van [B] te kiezen. Weliswaar heeft betrokkene betoogd dat zij een echtscheiding nastreefde die zowel voor klaagster als [B] goed zou uitpakken, maar voor haar heeft toch steeds voorop gestaan dat [B] niet in staat was voor zijn eigen belangen en die van zijn kinderen op te komen en zijn advocaat dat ook onvoldoende deed. In de praktijk had betrokkene alleen oog voor de belangen van [B]; zij heeft zich dan ook begeven in een situatie waarin haar professionele oordeelsvorming op ongepaste wijze is beïnvloed. Deze beginselen zijn door betrokkene ook niet in acht genomen door de wijze waarop zij te werk is gegaan om de dochter een verklaring te laten afleggen voor de rechter. Het gaat om een minderjarig, gehandicapt, en dus kwetsbaar kind. Het is niet aan betrokkene om te beoordelen wat in een ingewikkelde echtscheidingsprocedure voor een dergelijk kind het beste is. Op dit punt is zij immers niet deskundig. Betrokkene heeft de dochter betrokken in de echtscheiding die op dat moment gaande was. Naar het oordeel van de Accountantskamer is betrokkene daarmee haar (professionele) grenzen te buiten gegaan.’
Geheimhouding mediationtraject
Ook de klacht over schending van de geheimhouding in het mediationtraject acht de Accountantskamer gegrond:
‘In juni 2016 zijn klaagster en [B] een mediationtraject gestart. Betrokkene heeft telefonisch contact gezocht met de advocaat van [B] om te bespreken welke hulp zij daarbij kon aanbieden. De advocaat heeft betrokkene een aantal keren gemaild daarover niet in gesprek te willen vanwege de geheimhouding. De e-mail van 14 juni 2016 van de advocaat laat niets aan duidelijkheid te wensen over nu daarin staat:
“Partijen zijn in mediation, hoop dat het lukken gaat en hebben geheimhouding afgesproken. Alleen met de advocaten mag worden overlegd. Als ik je nodig heb weet ik je zeker te vinden, maar ook [B]mag je eigenlijk niet benaderen, dat is afgesproken”.
Uit de gedingstukken blijkt dat betrokkene [B] op 15 juni 2016, ondanks de mail van zijn advocaat, een e-mailbericht heeft gestuurd over de mediation. Ook heeft zij zijn advocaat nogmaals benaderd. Deze heeft haar op 15 juni 2016 per e-mailbericht laten weten dat zij geen inhoudelijke informatie kan geven, gelet op de geheimhoudingsplicht waar ook de advocaat aan gebonden is. Betrokkene heeft daarop geantwoord dat in haar visie ‘naar het doel van de geheimhouding’ gehandeld moet worden. Zij vraagt de advocaat ook of deze nog plek heeft voor een stagiaire. Betrokkene zou die plek kunnen opvullen en haar in de zaak [B] werk uit handen kunnen nemen, zo stelde zij voor. De Accountantskamer is van oordeel dat uit deze gang van zaken blijkt dat betrokkene de geheimhouding, die voor [B] en zijn advocaat gold, willens en wetens heeft willen doorbreken om [B] bij te kunnen blijven staan. Zij is zelfs zover gegaan de advocaat voor te stellen haar als stagiaire aan te stellen, zodat zij zich toch met de zaak zou kunnen blijven bemoeien. Door zo te handelen heeft betrokkene het accountantsberoep in diskrediet gebracht. Het handelen is in strijd met de fundamentele beginselen van integriteit en professionaliteit.
Betrokkene heeft zich verweerd door te stellen dat zij moest opkomen voor iemand die dat in een moeilijke situatie niet voor zichzelf kan. Ook heeft zij betoogd dat haar bedoelingen integer waren en dat – zo begrijpt de Accountantskamer haar betoog – in zoverre het doel de middelen heiligt. De Accountantskamer volgt dit verweer niet. Dat betrokkene een norm hanteert waarvan zij vindt dat die rechtvaardig is, maakt niet dat zij zich niet hoeft te houden aan de fundamentele beginselen. Deze beroepsregels gelden immers voor elke accountant die als zodanig is ingeschreven in het register, ongeacht of hij of zij als accountant werkzaam is. Dat betrokkene zich in een overmachtsituatie bevond en daarom van haar niet gevergd kon worden dat zij zich (strikt) aan de beroepsregels hield, is niet aannemelijk geworden.
Klaagster heeft nog aangevoerd dat het mediationtraject door toedoen van betrokkene is mislukt. Het is niet aan de tuchtrechter om de gevolgen van het handelen van betrokkene te beoordelen. De Accountantskamer toetst slechts het handelen aan de geldende norm vervat in de beroepsregels. De stellingen van klaagster daarover zal de Accountantskamer dan ook verder onbesproken laten.’
Doel heiligde de middelen
Uit de gedingstukken komt volgens de Accountantskamer al met al een beeld naar voren van partijen die een strijd hebben gevoerd waarbij voor de RA, die zich aan de zijde van een van hen had gevoegd, het doel de middelen heiligde. ‘Zij heeft zich op geen enkele wijze rekenschap gegeven van het feit dat haar handelen werd begrensd door beroepsregels. Betrokkene heeft, zoals bij de behandeling van de klacht is gebleken, ook geen bedreigingen voor het zich houden aan de fundamentele beginselen geïdentificeerd en geen maatregelen getroffen, zodat ook het bepaalde in artikel 21 van de VGBA niet is nageleefd. Zij heeft niet alleen de beroepsregels uit het oog verloren, maar ook het uitgangspunt dat elke accountant wordt geacht te handelen in het algemeen belang. Betrokkene heeft gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van integriteit, objectiviteit, vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en professionaliteit. Op de zitting heeft betrokkene er geen blijk van gegeven in te zien dat en hoe haar handelen door de hiervoor genoemde bepalingen wordt begrensd. Betrokkene is blijven volharden in haar standpunt dat zij [B], die volgens haar geen financieel inzicht heeft en niet voor zichzelf kan opkomen, slechts wilde helpen. Zeer kwalijk is ook haar handelen met betrekking tot de gehandicapte minderjarige dochter en haar gedrag in het mediationtraject, waarbij zij de geheimhouding die voor partijen gold niet heeft gerespecteerd. Hoewel bij dergelijk handelen in beginsel een zeer zware maatregel past weegt de Accountantskamer mee dat al hetgeen is voorgevallen zich vooral in de privé-sfeer, dus in beperkte kring, heeft afgespeeld en betrokkene niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld. De Accountantskamer acht gelet op al het vorenstaande de maatregel van tijdelijke doorhaling van drie maanden passend en geboden.’
Geef een reactie