Voor het (laten) uitvoeren van een persoonsgericht onderzoek door een accountant geldt geen vergunningplicht op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr), heeft de voorzitter van de Accountantskamer geoordeeld. Een klacht die was ingediend tegen twee RA’s die lid zijn van de Raad van Bestuur (RvB) van een accountantskantoor wordt daarom ongegrond verklaard.
Uitspraak: 20-486 en 487 ANONIEM 2X RA
Klacht: economisch delict
De klager verweet de twee accountants dat zij als leden van de RvB hebben toegelaten dat door bij het accountantskantoor werkzame accountants werkzaamheden worden verricht die op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) vergunningplichtig zijn, zonder dat beschikt wordt over een vergunning op grond van die wet. Medewerkers van het accountantskantoor hebben daardoor volgens de klager economische delicten gepleegd, waartegen ze niet zijn opgetreden.
Brief staatssecretaris
De voorzitter is van oordeel dat de RA’s er ten tijde van het uitvoeren van het persoonsgericht onderzoek van mochten uitgaan dat het accountantskantoor onder de uitzondering van artikel 1, derde lid, van de Wpbr viel. In dit verband is van belang dat de vraag of (register)accountants die persoonsgerichte onderzoeken verrichten vergunningplichtig zijn op grond van de Wpbr, uitdrukkelijk aan de orde is gekomen in een brief van de staatssecretaris van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de voorzitter van de Tweede Kamer, van 16 juni 2019 (TK 2008-2009, 29 279, nr. 93).
De accountants mochten naar het oordeel van de Accountantskamer afgaan op het standpunt van beide bewindslieden in de brief. Ze mochten daarom aannemen dat het accountantskantoor geen recherchebureau was in de zin van artikel 1, eerste lid, onder f van de Wpbr en dat het accountantskantoor niet vergunningplichtig was op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wpbr.
VGBA van toepassing, dus uitzondering in Wpbr
Ook overweegt de voorzitter dat op het handelen van de RA’s en de onder hun verantwoordelijkheid als RvB-lid werkzame accountants de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) van toepassing is. De VGBA is een wettelijk voorschrift, dat is vastgesteld op grond van artikel 19, tweede lid, van Wet op het accountantsberoep. Aangezien op de accountants een wettelijk voorschrift van toepassing is, vallen ze onder de uitzondering als bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Wpbr. Daarom moeten ze niet als een recherchebureau worden aangemerkt en waren ook niet vergunningsplichtig in de zin van die wet. Van het, als RvB-lid, toelaten dat door accountants die werkzaam zijn bij het accountantskantoor handelingen worden verricht die in strijd zijn met de Wpbr is dan ook geen sprake.
De klacht wordt daarom kennelijk ongegrond verklaard.
Geef een reactie