Het is voor trustkantoren in Nederland steeds moeilijker geworden om een bankrekening aan te houden, omdat banken integriteitsrisico’s mijden. Hoewel het een bank op zichzelf vrij staat haar beleid met betrekking tot het accepteren van cliënten te wijzigen brengt de zorgplicht wel voorwaarden met zich mee bij het opzeggen van een bestaande klantrelatie. Dat komt naar voren uit een kort geding dat trustkantoor CIS onlangs tegen ING heeft aangespannen.
De rechtbank Amsterdam oordeelde dat er onvoldoende grond is voor opzegging van de bankrelatie met de door ING in acht genomen termijnen. De bank moet de relatie met CIS daarom voortzetten totdat in de bodemprocedure een principieel oordeel is geveld over de vraag of en hoe ING als een van de grootbanken in Nederland een gehele sector (in dit geval de sector van trustkantoren) van haar dienstverlening kan uitsluiten.
Uitspraak: ECLI:NL:RBAMS:2020:6245
ING wil geen trustkantoren meer als klant
Sinds 2011 houdt CIS bij ING verschillende bankrekeningen aan. Bij brief van 12 december 2019 deelde ING CIS mee te hebben besloten de relaties met trustkantoren te beëindigen. Achtergrond hiervoor was “dat hier voor de bank inherent hogere operationele, juridische en reputationele risico’s aan verbonden zijn dan aan bancaire dienstverlening aan bedrijven uit andere sectoren.” De relatie met CIS zou per 1 juni 2020 worden beëindigd. Na flink wat correspondentie tussen beide partijen deed ING uiteindelijk de toezegging om alle vier de rekeningen van CIS te heropenen en geopend te houden tot 1 juli 2021 en deze termijn met drie maanden te verlengen (dus tot 1 oktober 2021) als CIS kan aantonen dat zij naar beste kunnen heeft geprobeerd elders een bankrekening te openen.
Kort geding: zorgplicht centraal
CIS wees dat aanbod echter van de hand en spande een kort geding aan. Daarbij vorderde het trustkantoor ING op straffe van dwangsommen te gebieden de dienstverlening aan CIS voor onbepaalde tijd voort te zetten onder dezelfde voorwaarden als tot 1 oktober 2020 golden. De centrale vraag in het kort geding was of het gebruikmaken door ING van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid, gelet op alle omstandigheden van het geval, in strijd is met haar zorgplicht van artikel 2 van de Algemene Bankvoorwaarden en/of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (zie artikel 6:248 lid 2 BW en het arrest van de Hoge Raad van 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929, ING/De Keijzer). Volgens CIS is dat het geval, volgens ING niet.
Toegang tot het bancaire systeem
Op grond van de in artikel 2 lid 1 van de Algemene Bankvoorwaarden neergelegde zorgplicht dient ING bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen en daarbij naar beste vermogen met de belangen van haar cliënten rekening te houden, overweegt de rechter. Uitgangspunt is dat het voor CIS van wezenlijk belang is dat zij toegang heeft tot het bancaire systeem. Het gaat hier niet om een kredietrelatie, maar om het hebben van een bankrekening. Elke (rechts)persoon die legale activiteiten ontplooit moet in beginsel toegang hebben tot het betalingsverkeer en daarvoor is een bankrekening nu eenmaal vereist.
Wwft-verplichtingen
Anderzijds komt gewicht toe aan de verplichting van CIS om ingevolge artikel 2 lid 2 van de Algemene Bankvoorwaarden rekening te houden met de belangen van ING, zoals het kunnen voldoen aan haar verplichtingen jegens toezichthouders op grond van (onder meer) de Wet toezicht trustkantoren 2018 en de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terroristische activiteiten (Wwft). De maatschappelijke positie van banken brengt mee dat van hen de grootst mogelijke integriteit wordt verwacht. Daarnaast kunnen financiële en andere bedrijfsmatige belangen van de bank een rol spelen.
Grote gevolgen
CIS stelde dat de opzegging grote gevolgen voor haar heeft. Ondanks diverse pogingen kon het trustkantoor niet elders een bankrekening openen. Als ING de relatie niet voortzet kan CIS niet meer deelnemen aan het betalingsverkeer, waardoor zij haar onderneming niet meer kan voortzetten. ING heeft betwist dat CIS zich voldoende heeft ingespannen om alternatieven te vinden, bijvoorbeeld door zich te wenden tot buitenlandse banken die actief zijn in Nederland.
In het kort geding heeft CIS naar het oordeel van de rechter voldoende aannemelijk gemaakt dat het in het algemeen voor trustkantoren in Nederland steeds moeilijker is geworden om een bankrekening te openen. Het bedrijf kreeg meerdere keren (aantoonbaar) nul op het rekest. Ook ING heeft CIS desgevraagd niet kunnen wijzen op een Nederlandse of buitenlandse bank waar CIS een bankrekening zou kunnen openen.
Geen Wwft-risico vastgesteld
Verder staat vast dat CIS beschikt over een vergunning van DNB. ING heeft erkend dat zij aan de zijde van CIS nooit een risico op witwassen of terrorisme financiering heeft kunnen vaststellen. Ook overigens heeft ING de stelling van CIS dat zij sinds het aangaan van de relatie op geen enkele wijze jegens ING tekort is geschoten, niet weersproken. In concreto is dus op dit moment geen sprake van onzorgvuldigheden of tekortkomingen in de bedrijfsvoering van CIS die integriteitsrisico’s met zich mee zouden brengen. Evenmin is gebleken dat CIS zich niet zou houden aan bestaande wet- en regelgeving, waardoor ING mogelijk in de problemen zou kunnen komen. Ook staat vast dat CIS in 2011 en in 2017 het klantacceptatieproces van ING heeft doorstaan. ING loopt dan ook een gering risico als de bankrelatie nog enige tijd zou doorlopen.
ING: integriteitsrisico
De gronden die ING heeft aangevoerd voor de beëindiging van de bankrelatie zijn, zoals gezegd, niet specifiek gebaseerd op de handel en wandel van CIS, maar op een algemene beleidswijziging die inhoudt dat ING niet langer zaken wenst te doen met trustkantoren. Dit type dienstverlening brengt inherent een verhoogd integriteitsrisico met zich mee en dit risico alsmede het risico op reputatieschade dient in algemene zin te worden beperkt, aldus ING. Voortzetting van de dienstverlening aan trustkantoren zou volgens ING daarnaast onaanvaardbaar hoge kosten voor haar meebrengen.
Onvoldoende grond voor opzegging
Op zichzelf staat het een bank vrij haar beleid met betrekking tot het accepteren van cliënten te wijzigen, spreekt de rechtbank uit. Bij de wijze waarop daaraan in een concreet geval uitvoering wordt gegeven, geldt wel de maatstaf als weergegeven in dit vonnis (onder 4.3 en 4.4). De wens van ING om integriteitsrisico’s zoveel mogelijk uit te sluiten is legitiem, maar in de gegeven omstandigheden levert deze wens naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet een voldoende grond op voor opzegging van de bankrelatie met de door ING in acht genomen termijnen.
Samengevat luidt de conclusie dat CIS voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de kans groot is dat beëindiging van de bankrelatie ertoe zal leiden dat zij haar onderneming niet langer kan uitoefenen, terwijl zij op geen enkele wijze tekort is geschoten jegens ING en er geen concrete aanwijzingen bestaan dat zij een integriteitsrisico vormt voor ING en/of dat ING daardoor voor onevenredig hoge kosten wordt geplaatst. Het belang van ING bij een beëindiging van de relatie met CIS is dus relatief beperkt.
Onder de hiervoor geschetste omstandigheden en na afweging van de betrokken belangen, wordt geoordeeld dat CIS in ieder geval de uitkomst van de bodemprocedure moet kunnen afwachten. In een bodemprocedure kan, anders dan in een kort geding, een principieel oordeel worden verkregen over de vraag of en hoe ING als een van de grootbanken in Nederland een gehele sector (in dit geval de sector van trustkantoren) van haar dienstverlening kan uitsluiten. De relatie met ING moet worden voortgezet totdat die uitkomst er is.
Geef een reactie