Het CBb is het met de Accountantskamer eens dat een AA het ernstig moet worden aangerekend dat hij het bij een opdracht om een juridische fusie van enkele agrarische familiebedrijven te onderzoeken op meerdere punten vergaand heeft laten afweten.
De vaststelling dat de accountant in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en het conceptueel raamwerk heeft gehandeld, houdt echter niet in dat hij niet eerlijk en niet oprecht is opgetreden. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat de AA het fundamentele beginsel van integriteit heeft geschonden, oordeelt het CBb. Daarmee worden het hoger beroep tegen de uitspraak van de Accountantskamer van zowel de accountant als de gedupeerde agrariërs ongegrond verklaard en blijft de doorhaling van een maand staan.
Uitspraak: ECLI:NL:CBB:2021:97
Ruziënde broers en zus
Na het overlijden van de moeder van de klager in 2007 trok vader zich terug uit het agrarische bedrijf. De klager nam samen met zijn zus en broer het bedrijf over. Zelf legde hij zich toe op het houden van varkens en rundvee, zijn broer en zus richtten zich op de nertsentak. In 2012 werd besloten het bedrijf te herstructureren. Daarbij was het de bedoeling dat ieder 1/3 van het vermogen zou krijgen, waarbij ieder het deel van het bedrijf waarin men actief was zou voortzetten, en eventuele over- en onderbedeling zou worden verrekend. De AA kreeg als onderdeel van de voorgenomen herstructurering van het bedrijf de opdracht om een juridische fusie te onderzoeken en daarover te rapporteren (art. 2:328 BW). De relatie tussen klager enerzijds en zijn broer anderzijds kwam ondertussen onder druk te staan, nadat de Wet verbod pelsdierhouderij er voor zorgde dat pelsdierhouders hun bedrijf nog maar tot 1 januari 2024 mogen voortzetten.
Geen ervaring met complexe vraagstukken
De broer die zich bezighoudt met varkens en rundvee stapte vervolgens naar de tuchtrechter. Ter zitting gaf de AA zelf al toe fouten te hebben gemaakt en ook de Accountantskamer zag veel tekortkomingen. De AA accepteerde de opdracht in de wetenschap dat hij geen ervaring had met de complexe vraagstukken waarvan hier sprake was en leefde bij de opdrachtaanvaarding meerdere formele regels niet na. Verder was hij zich onvoldoende bewust van mogelijke bedreigingen van het zich houden aan de fundamentele beginselen als gevolg van het ontstane en steeds hoger oplopende familieconflict, constateerde de tuchtrechter. Bij de uitvoering van de opdracht was de AA teveel afgegaan op de informatieverstrekking door derden in plaats van zelf onderzoek te doen. Verder had hij onvoldoende werkzaamheden verricht en op onzorgvuldige wijze gerapporteerd.
Accountantskamer: doorhaling
Gelet op de grote financiële – en andere – belangen van de bij de herstructurering betrokken partijen werd dit de accountant door de Accountantskamer zwaar aangerekend. Naar het oordeel van de Accountantskamer had hij in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en met het conceptueel raamwerk als bedoeld in artikel 21 VGBA. De AA kreeg daarom een tijdelijke doorhaling van één maand opgelegd.
Hoger beroep AA: nooit contact gehad met aandeelhouders
Beide partijen gingen tegen dat oordeel in hoger beroep bij het CBb. Daarbij draaide het onder meer om de afgifte van een controleverklaring als bedoeld in artikel 2:328, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, waarin de accountant zijn oordeel gaf over de mededelingen van het bestuur als bedoeld in artikel 2:327 van het BW, over de vaststelling van de ruilverhouding van de aandelen. Volgens het CBb is niet gebleken dat is voldaan aan artikel 2:328, zesde lid, van het BW op grond waarvan die verplichting van de accountant met instemming van de aandeelhouders van de fuserende vennootschappen buiten toepassing kan blijven.
De accountant heeft in hoger beroep weliswaar fusieakten overgelegd, maar de op grond van zijn onderzoek naar de juridische fusie afgegeven verklaring heeft mede betrekking op een fusie die niet tot stand is gekomen, zodat de verklaring alleen daarom al niet op juiste feiten is gebaseerd. Dat de accountant er ten tijde van de afgifte van zijn verklaring niet van op de hoogte was dat de desbetreffende vennootschap vooralsnog niet in het fusieproces zou worden meegenomen, is duidelijk een uitvloeisel van het feit dat hij nooit contact heeft gehad met de aandeelhouders. Dat in de overgelegde fusieakten is opgenomen dat de aandeelhouders van de fuserende vennootschappen hebben afgezien van het opstellen van bedoeld verslag doet er niet aan af dat de accountant op dit voor zijn opdracht wezenlijke punt slechts op een mededeling van de notaris is afgegaan, terwijl het, gezien de wettelijke voorschriften waaraan fusies van naamloze en besloten vennootschappen moeten voldoen, op zijn weg had gelegen te verifiëren dat de aandeelhouders daadwerkelijk ermee instemden dat geen verslag zou worden opgesteld.
Naar het oordeel van het College geeft de AA zich er bovendien ook in hoger beroep blijk van onvoldoende zicht te hebben op de gevolgen van de juridische fusie voor de vermogens van de participanten. Het College is van oordeel dat de AA heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Daarmee is zijn hoger beroep ongegrond.
Hoger beroep agrariërs
Ook het hoger van de andere partij heeft geen succes. De klagers hebben naar het oordeel van het CBb niet aannemelijk gemaakt dat voor de beoordeling van het aan de orde gestelde handelen of nalaten van de accountant voorlichting of onderzoek van een deskundige nodig is. In een speculatief betoog over onregelmatigheden en fraude en de vermeende betrokkenheid van de accountant daarbij, zonder dat daarvoor een spoor van bewijs wordt geleverd, kan in ieder geval geen aanleiding worden gevonden een deskundige te benoemen. De vaststelling dat de accountant in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en met het conceptueel raamwerk heeft gehandeld, houdt bovendien niet tevens in dat hij niet eerlijk en niet oprecht is opgetreden. De klagers hebben ook niet aannemelijk gemaakt dat de accountant ook het fundamentele beginsel van integriteit heeft geschonden, oordeelt het CBb.
Maatregel
Het College is met de Accountantskamer van oordeel dat de AA ernstig moet worden aangerekend dat hij het bij zowel de aanvaarding als de uitvoering van de in artikel 2:328 van het BW bedoelde opdracht op meerdere punten vergaand heeft laten afweten. Ook indien wordt meegewogen dat deze opdracht in het proces van herstructurering een beperkte rol heeft gespeeld en wordt aangenomen dat als gevolg van het handelen en/of nalaten van de accountant geen financiële benadeling heeft plaatsgevonden, acht het College de aan hem opgelegde maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van één maand passend en geboden.
De slotsom is dat zowel het hoger beroep van de AA als het hoger beroep van de andere partij ongegrond is.
Geef een antwoord