De rechtbank Den Haag heeft Koninklijke Horeca Nederland niet-ontvankelijk verklaard in het kort geding dat de belangenorganisatie had aangespannen over het uitbetalen van TVL-subsidies aan horecaondernemers. KHN wilde met de zaak bereiken dat de TVL-steun sneller bij horecaondernemers terechtkomt, maar de vorderingen horen volgens de voorzieningenrechter thuis bij de bestuursrechter. De voorzieningenrechter beoordeelt de zaak daarom niet inhoudelijk.
Uitspraak: ECLI:NL:RBDHA:2021:2552
De TVL-steun zou eigenlijk eind februari worden uitbetaald, maar door een systeemwijziging werd dat echter met zestien weken uitgesteld. KHN stelde dat horecaondernemers niet zo lang kunnen wachten, omdat ze het door de gedwongen sluitingen al heel zwaar hebben.
Individuele belangen
De rechter oordeelt nu echter dat Koninklijke Horeca Nederland niet opkomt voor een eigen belang, maar voor een collectief belang dat bestaat uit de bundeling van individuele belangen van horecaondernemers. Voor de bescherming van die individuele belangen moeten de ondernemers bij de bestuursrechter zijn en dus niet bij de civiele rechter.
Teleurstelling
De voorzieningenrechter is zich ervan bewust dat dit oordeel een teleurstelling is voor horecaondernemers. Zij kampen in deze tijd al met grote tegenslagen. Hoe wrang dat ook is, de vaste taakverdeling tussen de bestuursrechter en de civiele rechter kan ook in deze zaak niet worden doorkruist, spreekt de voorzieningenrechter uit.
KHN geeft vrijdagmiddag nog niet direct een reactie en heeft laten weten eerst het vonnis te willen bestuderen.
Geef een reactie