
Twee klokkenluiders die gesjoemel met de aanbestedingsregels bij energiebedrijf Vattenfall aan de kaak hadden gesteld, hebben bij de Accountantskamer een klein succesje geboekt met hun klacht tegen leden van de Raad van Beroep van het Instituut van Internal Auditors (IIA) die de kwestie onderzochten en concludeerden dat er weinig verkeerd was gegaan. Aan twee van hen is een waarschuwing opgelegd.
De twee klagers hadden naar buiten gebracht dat Vattenfall in 2013 met opzet informatie zou hebben gelekt naar Siemens, waardoor het een voorsprong kreeg bij de aanbesteding voor de bouw van een gasturbine in Duitsland van honderden miljoenen euro’s. Bedrijfsonderzoekers gingen vervolgens voor Vattenfall Nederland onderzoeken of medewerkers zich wel voldoende houden aan aanbestedingsregels. En dat bleek niet het geval, concludeerden zij. ‘Over het algemeen lijkt de niet-naleving van de EU-wetgeving vrij goed bekend op managementniveau’, schreven ze. ‘De beslissing om niet te voldoen aan de Europese wetgeving impliceert dat de onderneming bepaalde risico’s accepteert. (…) Grotere betrokkenheid van het management is noodzakelijk zodat de genomen bedrijfsrisico’s worden beheerst en vallen binnen de risicobereidheid van de onderneming.’
Niet zorgvuldig en onpartijdig
Dat vonden de klokkenluiders, die dit lazen in interne memo’s, wat opmerkelijk geformuleerd: wordt het management nu aangespoord om de aanbestedingsregels slimmer te ontwijken? Reden voor een klacht bij de tuchtraad van het IIA. Dat leidde in hoger beroep tot het opleggen van een berisping. Daarna werd een klacht ingediend bij de Accountantskamer. Die houdt in dat vier leden van de raad van tucht dan wel de raad van beroep van de vereniging geprobeerd hebben de onderzoeker die lid was van het IIA uit de wind te houden en de tuchtrechtelijke procedure niet op zorgvuldige en onpartijdige wijze hebben gevoerd.
Geen misbruik
De Accountantskamer stelt eerst vast dat de klacht ontvankelijk is; er is geen sprake van misbruik van tuchtrecht. Ook het handelen en nalaten van de vier als leden van een van beide tuchtcolleges van de vereniging kan ter toetsing aan de Accountantskamer worden voorgelegd. ‘Wel dient die toetsing met terughoudendheid plaats te vinden, overeenkomstig de jurisprudentie ten aanzien van de toetsing van het handelen en nalaten van een accountant die als arbiter of als bindend adviseur is opgetreden.’
Twee gaan vrijuit
Twee van de vier beklaagden treffen geen blaam, concludeert de Accountantskamer. De eerste trad op als secretaris van de Raad van Tucht, maar was niet betrokken bij de besluitvorming. De tweede RA heeft wel deelgenomen aan de behandeling van de klacht, maar er is ‘in het licht van de terughoudende toetsing van het handelen van accountants die deelnemen aan verenigingstuchtrechtspraak’ onvoldoende aangevoerd om de klacht gegrond te verklaren.
Hoorzitting onterecht geweigerd
De twee andere RA’s valt tuchtrechtelijk wel wat te verwijten: zij hebben als leden van de raad van beroep deelgenomen aan de behandeling van de klacht en daarmee ook meegewerkt aan de weigering van de raad van beroep om de twee klokkenluiders geen hoorzitting toe te staan omdat de voorhanden zijnde documentatie toereikend zou zijn. Maar het horen van partijen is in een beroepsprocedure verplicht, stelt de Accountantskamer vast. ‘De Accountantskamer is van oordeel dat [de twee RA’s], zelfs in het licht van de terughoudende toetsing van het handelen van accountants die deelnemen aan verenigingstuchtrechtspraak, gehandeld hebben in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid door zich niet te distantiëren van de beslissing van de RvB om in strijd met haar eigen reglement en ondanks een uitdrukkelijk daartoe gedaan verzoek partijen niet mondeling te horen.
Ten overvloede overweegt de Accountantskamer in dit verband nog dat eerst na het horen van partijen kon worden vastgesteld of de beschikbare documentatie daadwerkelijk volledig was.’
Er zijn wel vergaderingen geweest met externe deskundigen, die mogelijk een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van de uitspraak. ‘Het was verstandig geweest om nader te duiden wat de rol van deze deskundigen is geweest en om partijen in de gelegenheid te stellen op de bevindingen van de deskundigen te reageren.’ Maar dat maakt nog niet dat de twee gehandeld hebben in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Aan de twee wordt de maatregel van waarschuwing opgelegd. ‘Daarbij is in aanmerking genomen dat betrokkenen in hun hoedanigheid van leden van de RvB een belangrijke procedurele waarborg, hoor en wederhoor, die ook geldt in het verenigingstuchtrecht, niet hebben nageleefd.’
NB: In de derde alinea stond in een eerdere versie van dit bericht dat de tuchtklacht bij het IIA geen resultaat had. Dit klopt niet, er werd in hoger beroep een berisping opgelegd.
Geef een reactie