Een belastingadviseur is door het gerechtshof Amsterdam wegens valsheid in geschrifte veroordeeld tot 9 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De man claimde ten onrechte zorgkosten in een groot aantal IB-aangiften van klanten, die daar zelf niets vanaf wisten.
Klikberichten
Naar aanleiding van twee zogenoemde klikberichten bij de Belastingtelefoon is de verdachte in beeld gekomen. Die klikberichten hielden in dat de verdachte aangiften inkomstenbelasting onjuist zou invullen. Uit verder onderzoek bleek dat vanaf het IP-adres van de verdachte in de periode 2 november 2011 tot en met 12 maart 2014 329 aangiften IB zijn gedaan. Van de 329 door de verdachte gedane aangiften bevatten er 261 (79,3 %) de aftrekpost (specifieke) zorgkosten, met een totaal geclaimd bedrag van € 464.999. In 150 aangiften is er € 72.390 aan giften opgegeven, in 90 aangiften is er € 134.260 aan scholingsuitgaven opgegeven, in 13 aangiften is er € 26.930 aan kosten levensonderhoud opgegeven en in 11 aangiften is € 31.016 aan kosten alimentatie opgegeven. In totaal bedraagt de geclaimde persoonsgebonden aftrek in de 329 aangiften € 729.595. Ter vergelijk: uit cijfermatig onderzoek naar 6,7 miljoen aangiften over 2011 is gebleken dat 11,5 % van deze aangiften een aftrek in verband met zorgkosten bevat. Van de 329 aangiften zijn er 302 opnieuw beoordeeld en naar aanleiding daarvan navorderingsaanslagen opgelegd. De aangiften van een zestal belastingplichtigen zijn nader onderzocht en uitgewerkt.
Dat leidde tot een veroordeling van de verdachte door de rechtbank Amsterdam tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De belastingadviseur ging daartegen in hoger beroep.
Hoger beroep: gedeeltelijke vrijspraak
Het hof spreekt de belastingadviseur in hoger beroep vrij van het opzettelijk doen van onjuiste aangiften IB. Uitgangspunt is dat de strafbepaling van artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) zich richt tot de aangifteplichtige en dat anderen slechts als deelnemer aan het door de aangifteplichtige begane delict kunnen worden aangemerkt. De verdachte is niet aan te merken als aangifteplichtige, zodat hij niet binnen het bereik van de strafbepaling valt. Aan de verdachte is echter wel het medeplegen van het opzettelijk onjuist doen van aangifte ten laste gelegd. De andere medepleger betreft dan telkens de aangifteplichtige.
Betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Het hof is van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte belastingadviseur en de aangifteplichtigen niet is komen vast te staan. Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting is onvoldoende duidelijk over de rol en/of de bewuste betrokkenheid van de belastingplichtigen bij de gedragingen. Het hof acht daarom het medeplegen van handelen in strijd met artikel 69, tweede lid, Awr, niet bewezen en zal de verdachte van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van de aangiften IB over de jaren 2011 en 2013 acht het hof op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte.
Veroordeling: misbruik gemaakt van vertrouwen klanten
Wel volgt er in hoger beroep een veroordeling met betrekking tot valsheid in geschrifte bij IB-aangiften over andere jaren. Bij de strafoplegging overweegt het hof onder meer dat de verdachte namens belastingplichtigen aangiften inkomstenbelasting heeft ingediend en daarin
kosten opvoerde die in werkelijkheid niet zijn gemaakt. ‘Door aldus te handelen heeft de verdachte die aangiftebiljetten valselijk opgemaakt. De verdachte heeft hierdoor het vertrouwen dat de Belastingdienst in de juistheid van deze aangiftebiljetten moet kunnen stellen geschonden. Daarnaast heeft de verdachte met zijn handelen misbruik gemaakt van mensen die voor het indienen van hun belastingaangifte hulp nodig hebben van derden. Deze mensen hadden vertrouwen in de verdachte, gezien diens zelf aangenomen rol als hun betaalde adviseur. Zij wisten niet dat de door de verdachte namens hen ingediende belastingaangiften onjuist waren en worden nu door het handelen van de verdachte geconfronteerd met navorderingen en financiële problemen.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de fraude veel omvangrijker is dan enkel de veertien bewezenverklaarde belastingaangiften. De verdachte genoot aanzien en vertrouwen als belastingadviseur en werd vaak via mond-tot-mondreclame, aanbevolen als adviseur bij wie een teruggave kon worden verwacht. Uit de eerder aangehaalde cijfers van de Belastingdienst blijkt dat ruim 300 door de verdachte verzorgde aangiften opnieuw zijn beoordeeld naar aanleiding waarvan navorderingsaanslagen zijn opgelegd. In bijna 80 % van de door de verdachte verzorgde aangiften zijn zorgkosten geclaimd. Er is sprake van een duidelijk patroon van op zeer grote schaal valselijk ingevulde aftrekposten.’
Geef een reactie