BNR Accountants en Adviseurs uit Roosendaal heeft voor een groep van acht bedrijven werkzaamheden verricht. Elke onderneming krijgt daarvoor een aparte nota. Met – in elk geval – twee bedrijven uit de groep van acht sluit vervolgens het bedrijfsadviesbureau New Target Vision (NTV) een overeenkomst waarin wordt aangegeven dat de onderneming een schuld (van een groter bedrag dan is gefactureerd) heeft aan BNR. NTV heeft dat bedrag heeft betaald, waardoor de vordering op het adviesbureau overgaat. De schuld wordt omgezet in een renteloze lening van 24 maanden.
BNR crediteert de gestuurde facturen en splitst de totaal nog verschuldigde bedragen in twee facturen: voor elke onderneming een. Maar er komt een kink in de kabel: beide betrokken ondernemingen betalen op grond van de afgesloten leningovereenkomst maar een deel van het totale bedrag terug.
In strijd met goede zeden
NTV probeert via de rechter alsnog het restbedrag terug te krijgen van de twee bedrijven: er is immers een leningovereenkomst gesloten en de termijnen november 2022 tot en met juli 2023 zijn niet voldaan. De kantonrechter oordeelt dat de schuld niet betaald hoeft te worden en geeft de schuldenaren gelijk in hun betoog dat de leningsovereenkomst in strijd is met de goede zeden en dus nietig is. BNR was namelijk de accountant en die mag geen overeenkomst van geldlening met zijn klanten aangaan, nu dat een handeling betreft die door een redelijke en goed geïnformeerde derde die over alle relevante informatie beschikt zal worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep. Beide ondernemingen vermoeden dat BNR bewust het verbod heeft willen omzeilen door een derde partij die zelf geen accountant is de leningsovereenkomst aan te laten gaan.
Strekking bepalend
Feitelijk is er geen lening gesloten door het accountantskantoor, zo overweegt de rechter, maar NTV wist dat BNR geen overeenkomst van geldlening kon aangaan. ‘Gelet daarop moet worden aangenomen dat de overeenkomst van geldlening tussen NTV en [de ondernemingen] is aangegaan omdàt BNR een dergelijke overeenkomst zelf niet kon/mocht sluiten.’ En dat geeft de doorslag, want dan is de strekking volgens de rechter wél in strijd met de goede zeden, wat ertoe leidt dat de overeenkomst nietig is. ‘Dit heeft tot gevolg dat de overeenkomst wordt geacht niet te hebben bestaan en de vordering tot (restant)betaling op grond van die overeenkomst moet worden afgewezen.’
Rechtbank Zeeland/West-Brabant, 8 mei 2024, gepubliceerd 12 augustus
Geef een reactie