Bij de financiële afwikkeling van een advocatenmaatschap heeft een AA niet gewaakt voor ongepaste beïnvloeding van zijn oordeelsvorming.
Een advocatenmaatschap heeft twee maten. Een AA heeft voor deze maatschap samenstellingswerkzaamheden verricht. Hij was tegelijkertijd, maar ook voor die tijd en na die tijd, en ook nu nog ook de accountant van een van de maten van de advocatenmaatschap en diens vennootschappen.
De AA heeft de beide maten van de advocatenmaatschap geholpen bij de financiële afwikkeling van de maatschap. Nadat beide maten de financiële afwikkeling voor akkoord hadden getekend en er een bedrag was overgemaakt, kwam de AA er achter dat hij een verkeerde conclusie verwoord had over de betaalde/verrekende goodwill. Dit heeft hij beide maten in november 2012 in een e-mail laten weten. De reacties van beide maten op wat de AA aan hen heeft meegedeeld in de e-mail liepen sterk uiteen.
De ene maat heeft een arbitrageprocedure tegen de andere maat (eigenaar van de vennootschappen) aangekondigd. De andere maat heeft erop gezinspeeld dat hij de AA aansprakelijk zou stellen.
In februari 2013 stuurt de AA een e-mail naar beide maten waarin hij laat weten dat de ene maat nog een bedrag aan de andere maat moest betalen. Deze e-mail heeft hij eerst afgestemd met de andere maat (eihenaar vennootschappen) en zelfs aangepast op een punt dat wezenlijk was voor de eerder gevoerde discussie tussen beide maten. Dit heeft de AA niet aan de ene maat laten weten.
Klacht
De ene maat heeft een zaak tegen de AA aangespannen, omdat hij onder meer vindt dat de AA buiten hem om, in opdracht van/overleg met de andere maat, een verklaring heeft afgelegd die onverenigbaar is met zijn verklaring in zijn e-mail van november 2012 en met telefonische mededelingen aan hem en de andere maat. Deze mededelingen hielden in dat de andere maat hem nog € 30.000,00 diende te betalen, met het kennelijke doel om het verweer van de andere maat in de (aangezegde) arbitrageprocedure tussen hem en de andere maat te ondersteunen.
Gronden van de beslissing
De Accountantskamer vindt deze klacht ongegrond, omdat de maat zijn stelling niet nader kon onderbouwen na de stellige betwisting van de AA dat hij die mededelingen niet heeft gedaan. Maar in dit klachtonderdeel ligt volgens de Accountantskamer nog wel het volgende besloten. De AA had, als (voormalig) accountant van de maatschap en accountant van (de vennootschappen van) van de andere maat, toen hij de e-mail van november 2012 aan beide maten zond, bedacht moeten zijn op de mogelijkheid van het ontstaan van een belangenconflict tussen beiden. Die mogelijkheid levert volgens de Accountantskamer immers een bedreiging op voor de naleving van de door hem in acht te nemen fundamentele beginselen. De uiteenlopende reacties van beide maten op wat hij aan hen heeft meegedeeld in de e-mail van november 2012, vormen een aanwijzing te meer voor een dreigende belangentegenstelling. Toen de ene maat een arbitrageprocedure tegen de andere maat aangekondigde en de andere maat erop zinspeelde dat hij de AA aansprakelijk zou stellen, had de AA volgens de Accountantskamer volstrekt duidelijk moeten zijn dat de belangen van beide maten niet meer parallel liepen.
Beslissing
De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van berisping passend en geboden. De AA heeft niet gewaakt voor ongepaste beïnvloeding van zijn oordeelsvorming door voor de ene maat te verzwijgen dat hij de tekst van de e-mail die hij aanvankelijk wilde sturen, had afgestemd met de andere maat en zelfs had aangepast op een punt dat wezenlijk was voor de eerder gevoerde discussie tussen beide maten. Daardoor heeft de AA het fundamentele beginsel van objectiviteit ernstig geweld aangedaan. De Accountantskamer legt de AA de maatregel van berisping op.
Geef een reactie