De Accountantskamer moet van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) een niet-ontvankelijk verklaarde klacht opnieuw in behandeling nemen. De klacht van een taxibedrijf tegen een RA betrof de tweede klacht over eenzelfde kwestie. Maar die was niet zodanig verweven met de eerste (afgewezen) klacht, dat een nieuwe gang naar de Accountantskamer niet meer mogelijk was, concludeert het CBb.
Het taxibedrijf heeft in 2012 een NMa-boete gekregen van € 643.000 voor het overtreden van de Mededingingswet. Voorafgaand aan de oplegging van de boete is door de RA een rapport opgemaakt waarin is aangegeven dat de solvabiliteit en de liquiditeit van het taxibedrijf niet goed waren, maar dat het niet aannemelijk was dat de boete direct tot een faillissement zou leiden. Wel werd een betalingsregeling met een termijn van vier jaar aanbevolen. Het taxibedrijf was het niet eens met de boete en met de conclusies van het rapport. In het kader van een bezwaar is aan de accountant gevraagd om de opdrachtbevestiging van de NMa te versturen, maar die beriep zich op zijn geheimhoudingsplicht.
NMa-opvolger ACM zag vervolgens geen reden om de accountant van die plicht te ontheffen.
Niet-ontvankelijk verklaard
In 2015 dient het taxibedrijf een klacht in bij de Accountantskamer (ECLI:NL:TACAKN:2016:2) omdat de RA de opdrachtbevestiging niet wil verstrekken. Die klacht wordt afgewezen. Een jaar later volgt een nieuwe klacht: de RA heeft gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedrags- en beroepsregels. Hij heeft zich ondanks het ontbreken van toereikende informatie niet onthouden van een oordeel over de vraag van de NMa de financiële positie van appellante te beoordelen, aldus het taxibedrijf. Daarnaast heeft hij geen hoor en wederhoor toegepast en is in het rapport uitgegaan van onjuiste en/of onvolledige en/of tegenstrijdige gegevens. Bovendien is de conclusie dat de boete niet tot een faillissement zou leiden, onjuist.
Die klacht wordt niet-ontvankelijk verklaard. Alle klachten hebben namelijk betrekking op het rapport dat voor de NMa is gemaakt, aldus de Accountantskamer. Dat rapport was al bij het taxibedrijf bekend toen de eerste klacht werd ingediend. De nieuwe klachten hadden daarom al in de eerste klachtenprocedure vermeld moeten worden.
Niet onderling verweven
Het taxibedrijf gaat in beroep bij het CBb. En met succes: “Anders dan de Accountantskamer ziet het college niet in dat de beginselen van een behoorlijke (tucht)procesorde met zich zouden brengen dat een klager gehouden is zijn klachten steeds zoveel mogelijk in één keer naar voren te brengen. Weliswaar zal het doorgaans wenselijk zijn dat een klager zijn klachten tegen een accountant zoveel mogelijk bundelt, maar een verplichting daartoe kan niet worden gevonden in de Wtra en vloeit evenmin voort uit de beginselen van een behoorlijke (tucht)procesorde of enig ander in dit verband in aanmerking te nemen algemeen rechtsbeginsel.” Hoewel de twee klachten in zekere zin met elkaar in verband staan, is geen sprake van een zodanige onderlinge verwevenheid dat de tweede klacht niet inhoudelijk zou mogen worden beoordeeld, aldus het CBb. “Voorts is niet gesteld dat met het indienen van de tweede klacht sprake is geweest van misbruik van klachtrecht of dat de inhoudelijke behandeling anderszins in strijd komt met de beginselen van een behoorlijke (tucht)procesorde. Dat betekent dat de accountantskamer de klacht ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.”
Het CBb verwijst de zaak dan ook terug naar de Accountantskamer.
Geef een reactie