De verklaring van de accountant van een Rotterdamse telecomgroothandel dat hij geen aanwijzingen ziet voor fraude maakt niet dat Rabobank kan voldoen aan haar verplichtingen uit de Wwft, heeft de rechtbank Amsterdam in kort geding geoordeeld. Rabobank is volgens de voorzieningenrechter op grond van de Wwft verplicht om de relatie met de telecomgroothandel te beëindigen, omdat de bank het risico dat de onderneming misbruik maakt van haar diensten niet kan beoordelen. De Rotterdamse onderneming wist namelijk ondanks herhaalde pogingen van de bank onvoldoende duidelijk te maken wat haar verdienmodel en toegevoegde waarde in de handelsketen is en hoe zij haar forse groei heeft kunnen financieren. Zelfs de accountant verklaarde ter zitting dat hij ook niet helemaal begrijpt hoe de handel in elkaar zit.
Uitspraak: ECLI:NL:RBAMS:2021:1042
Rabobank begrijpt businessmodel niet
De in 2009 opgerichte telecomgroothandel houdt een rekening aan bij Rabobank. De omzet van de BV steeg van ongeveer € 5,5 miljoen in 2012 naar ongeveer € 18,5 miljoen in 2018. Nadien is de omzet opnieuw fors gestegen. De door het bedrijf gemaakte winst schommelde al die jaren tussen de 0,25% en 1%. In 2018 benaderde Rabobank de telecomgroothandel omdat de bank het businessmodel van de onderneming niet goed begreep. Met het oog op haar verplichtingen uit de Wwft stelde de bank een aantal vragen over de bedrijfsactiviteiten en het betalingsverkeer bij het bedrijf.
Invallen Beverwijk
In september 2019 werden invallen gedaan bij verschillende telecomaanbieders in Beverwijk, volgens de media in het kader van een onderzoek door justitie naar ondergronds bankieren en witwaspraktijken. De telecomgroothandel onderhield zakelijke relaties met partijen die gevestigd waren in het gebied in Beverwijk waar de invallen waren uitgevoerd. Dat was voor Rabobank waarschijnlijk reden om er een schepje bovenop te doen, want bij brief van 25 juni 2020 stelde de bank een groot aantal gedetailleerde vragen aan de klant in het kader van haar klantonderzoek. De ondernemer en diens accountant gaven verschillende keren antwoord op de vragen die Rabobank had, maar niet tot tevredenheid.
Bank wil klantrelatie beëindigen
Bij aangetekende brief kondigde de bank daarom op 17 december 2020 aan de klantrelatie te beëindigen en de rekening per 31 januari 2021 te blokkeren en op te heffen. Als reden daarvoor gaf de bank dat voor haar nog steeds onvoldoende duidelijk is wat de activiteiten van het bedrijf zijn en wat er op de rekening gebeurt, waardoor zij haar customer due diligence onderzoek niet positief kan afronden en de klantrelatie niet kan voortzetten. De telecomgroothandel spande daarop een kort geding aan waarin voortzetting van de bankrelatie werd gevorderd. Rabobank beloofde het blokkeren en opheffen van de rekening op te schorten tot de uitkomst daarvan.
Veel vragen
De voorzieningenrechter constateert dat Rabobank veel vragen heeft. De bank vraagt zich met name af hoe de groothandel haar enorme groei (een verdriedubbeling van haar omzet in zes jaar) heeft kunnen financieren. De marges van het bedrijf zijn ook naar haar eigen zeggen flinterdun. Daarom is niet aannemelijk dat de groei is betaald uit overwinst. Het bedrijf heeft echter ook geen externe financiering aangetrokken.
Toegevoegde waarde
Verder is het bestaansrecht van de telecomgroothandel onduidelijk voor Rabobank. Het Rotterdamse bedrijf koopt namelijk in bij, en verkoopt voornamelijk aan groothandelaren, die op hun beurt ook telkens wisselend optreden als koper en verkoper. Iedere tussenschakel in een verkoopketen werkt kostenverhogend en vertragend en de bank vraagt zich dan ook af welke toegevoegde waarde het bedrijf levert. Zonder toegevoegde waarde van het bedrijf komt het betalingsverkeer neer op het heen en weer schuiven van geld, wat een aanwijzing vormt voor witwassen.
Route handel
De bank heeft ook vragen over de route van de handel. Zij heeft een voorbeeld aangehaald van een partij smartphones die de groothandel heeft geïmporteerd uit Hongarije en die bestemd waren voor een Duitse koper in Schauenburg. In plaats van de partij rechtstreeks van Hongarije naar Schauenburg te laten vervoeren – wat naar verwachting het minste zou kosten – is de partij uit Hongarije via Leipzig naar Nederland verscheept en afgeleverd in Amsterdam. Van daaruit zijn de smartphones naar Rotterdam vervoerd en vervolgens naar Schauenburg. Een onlogische route is volgens de bank eveneens een indicator voor witwassen.
Zakenrelaties
Rabobank plaatst ook kanttekeningen bij de zakenrelaties van het bedrijf. Niet betwist is dat van een (groot) aantal partijen waarmee het bedrijf heeft gehandeld, kort na de handel het BTW nummer is ingetrokken, dan wel ongeldig bleek te zijn. Verder stelt de ondernemer sinds juni 2020 geen zaken meer te hebben gedaan met de ondernemingen in Beverwijk waar de politie was ingevallen. Uit de eigen administratie van het bedrijf blijkt echter dat zij nog in de tweede helft van 2020 en in 2021 zaken heeft gedaan met [naam bedrijf 1] B.V. (onderdeel van [naam bedrijf 2] ), [naam bedrijf 3] B.V., [betrokkene 1] , [naam bedrijf 4] B.V. en [naam bedrijf 5]. De bank weet niet of dit dezelfde ondernemingen zijn waar de politie destijds is ingevallen, maar zij zijn in ieder geval wel op dezelfde adressen in Beverwijk gevestigd, aldus Rabobank.
Geen duidelijke antwoorden
Al deze vragen van de bank verdienen duidelijke antwoorden, spreekt de voorzieningenrechter uit. Die zijn tot dusver echter uitgebleven. De ondernemer heeft het gelaten bij algemeenheden als dat “zij liever een klein beetje winst maakt dan geen winst” en dat dit soort transacties met deze marges “rendabel voor haar zijn”, maar een nadere begrijpelijke toelichting is achterwege gebleven. Daaraan heeft de ondernemer toegevoegd dat haar groei in gedeeltes is betaald en dat veel klanten op krediet kopen, maar ook dat beantwoordt de vraag niet. Ook de toelichting dat in- en verkoop door elkaar lopen omdat iedere handelaar andere voorraden aanhoudt, en dat het een snelle handel is waarbij het erom gaat wie voorraad heeft op het moment dat de vraag er is, is niet zonder meer begrijpelijk. Terecht maakt Rabobank zich zorgen dat er door het bedrijf veel transacties worden verricht met dezelfde partijen (die de ene keer optreden als koper en dan weer als verkoper), waarbij het erop lijkt dat er grote sommen geld ‘heen en weer’ worden geschoven (wat veel weg heeft van het ‘rondpompen’ van geld). Gevraagd naar de recente handel met de adressen in Beverwijk, heeft de ondernemer verklaard dat het ging om handel in mondkapjes, waarmee hij zich ook heeft beziggehouden. Ook dat roept weer vragen op. En dit zijn dan nog maar enkele voorbeelden van de – terechte – vragen die Rabobank aan de ondernening heeft gesteld, oordeelt de rechter.
Onvoldoende inzicht verdienmodel
Rabobank heeft zich ingespannen om inzicht te krijgen in het verdienmodel en het reilen en zeilen van de onderneming, constateert de rechter. De door de onderneming gegeven antwoorden en stukken geven echter onvoldoende grip op haar business. Anders dan zij stelt, gaan de vragen niet alleen over enkele transacties uit het verleden, maar om de ook nu nog zeer wezenlijke vragen hoe zij haar groei heeft gefinancierd en wat haar toegevoegde waarde in de handelsketen is. Rabobank heeft in haar pleitnota slechts een paar sprekende voorbeelden genoemd om inzichtelijk te maken wat de aard is van de vragen die zij heeft. Aan de onderneming is genoeg tijd geboden om die vragen te beantwoorden. Aan de opmerking van de ondernemer ter zitting dat zij steeds bereid is mee te werken, wordt voorbij gegaan. Het bedrijf heeft steeds slechts informatie verstrekt als het eigenlijk al te laat was.
Verklaring accountant
De verklaring van de accountant van de onderneming – die naar eigen zeggen heeft gewerkt als fraudebestrijder bij de Algemene Rekenkamer – dat hij geen aanwijzingen ziet voor fraude, maakt niet dat Rabobank kan voldoen aan haar verplichtingen uit de Wwft. Aan de opmerking van de ondernemer dat het aan gebrek aan kennis bij Rabobank is te wijten dat zij het businessmodel van het bedrijf niet begrijpt – of niet wil begrijpen – kan om meer redenen aan voorbij worden gegaan. Allereerst lijkt dat voorshands niet aan de (medewerkers van de) bank te liggen: het businessmodel is ook voor de voorzieningenrechter een raadsel gebleven en zelfs de accountant van het bedrijf heeft ter zitting verklaard dat hij ook niet helemaal begrijpt hoe de handel in elkaar zit.
Wwft-verplichting
Tot slot is in de Wwft bepaald dat een bank geen zaken mag doen met een klant waarvan zij de business niet kan doorgronden. Het is aan de klant een en ander inzichtelijk te maken. Of het gebrek aan grip nou wordt veroorzaakt doordat het bedrijf niet alle gevraagde informatie geeft of, zoals de ondernemer stelt, doordat Rabobank de business niet begrijpt, maakt kortom niet veel uit. In beide gevallen is Rabobank op grond van de Wwft verplicht om de relatie met de groothandel te beëindigen, omdat zij het risico dat de onderneming misbruik maakt van haar diensten niet kan beoordelen.
Belang Rabobank groter
De rechter spreekt uit dat het voorshands al met al niet aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering van de onderneming zal toewijzen, zodat in dit kort geding niet kan worden vooruitgelopen op het vonnis in de bodemprocedure. Een belangenafweging leidt niet tot een andere uitkomst. De onderneming heeft onmiskenbaar een groot belang bij het deelnemen aan het betalingsverkeer, zeker als – zoals zij stelt – ook haar relatie met haar andere bank, (ABN Amro Bank) om dezelfde redenen op de tocht staat en het voortbestaan van haar onderneming dus op het spel staat. Het belang van Rabobank bij het voorkomen van misbruik van haar diensten weegt in de gegeven omstandigheden echter zwaarder. De vordering wordt daarom afgewezen.
Update
Omdat het vonnis op verzoek van een betrokkene is aangepast, is dit artikel op 12 september 2022 dienovereenkomstig aangepast.
Men zou maar eens moeten kijken of hier een BTW carousel aan het werk is, met als verliezende partij de belastingbetaler.