Advocaat-generaal (AG) Niessen heeft de Hoge Raad geadviseerd over de toepassing van het geruchtmakende box-3 arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021. Niessen gaat onder meer in op zaken die (mede) betrekking hebben op de jaren vóór 2017, zaken die niet in de massaal bezwaar procedure zijn betrokken en de vraag hoe een redelijke, op rechtsherstel gerichte compensatie kan worden geboden.
Decemberarrest
In het box 3-arrest van 24 december 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld over de sinds 2017 geldende gewijzigde vermogensrendementsheffing. De Hoge Raad besliste dat het stelsel – met de fictie van de veronderstelde vermogensmix en het veronderstelde rendement van spaartegoeden en beleggingen – op stelselniveau in strijd is met het recht op eigendom en het gelijkheidsbeginsel uit het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). Volgens de Hoge Raad kan niet langer worden volstaan met de constatering van de schending of een onderzoek naar een individuele buitensporige last.
Advies AG
De AG komt in zijn conclusie tot de volgende bevindingen:
- Het arrest van 24 december 2021 heeft geen gevolgen voor de box 3 heffing tot en met 2016. De Hoge Raad kent volgens de AG in het box 3-arrest namelijk nadrukkelijk belang toe aan factoren die in 2017 nieuw zijn. Een en ander wijst er volgens de AG op dat de Hoge Raad van oordeel is dat de situatie die in 2017 (en daarna) bestond, zodanig verschilt van die uit voorafgaande jaren dat anders moest worden geoordeeld dan ten aanzien van eerdere jaren. Hieruit volgt volgens de AG dat het arrest niet geldt voor aanslagen die over oudere jaren zijn opgelegd.
- Het decemberarrest brengt naar de mening van de AG niet mee dat box 3 in zijn geheel niet meer zou kunnen worden toegepast. De Hoge Raad heeft namelijk geoordeeld dat het met ingang van 2017 geldende forfaitaire stelsel in strijd is met het recht op eigendom en het gelijkheidsbeginsel voor de belastingplichtigen die als gevolg van dit stelsel worden geconfronteerd met een heffing naar een voordeel uit sparen en beleggen dat hoger is dan het werkelijk behaalde rendement. Dit betekent dat per belastingplichtige moet worden onderzocht in hoeverre hij/zij benadeeld wordt door de box 3 heffing; alleen voor dat deel dient een redelijke op rechtsherstel gerichte compensatie te worden geboden.
- De AG betoogt dat op basis van het decemberarrest rechtsherstel moet worden verleend aan belastingplichtigen die aantonen dat het werkelijk door hen in box 3 behaalde rendement duidelijk minder bedraagt dan het volgens de wet becijferde forfaitaire rendement.
- Naar de mening van de AG is de precieze invulling van wat een redelijke op rechtsherstel gerichte compensatie is in een concrete zaak, voorbehouden aan de feitenrechters, dus de rechtbanken en de gerechtshoven. Zij zullen – op basis van alle specifieke feiten en omstandigheden van de betreffende zaak – een keuze moeten maken uit de verschillende mogelijkheden om rechtsherstel te bieden. De Hoge Raad kan deze invulling vervolgens marginaal toetsen.
- Uit het decemberarrest kan worden afgeleid dat in ‘normale gevallen’ het reële rendement kan worden bepaald als de netto opbrengst van reguliere baten zoals rente, dividend en huur, zonder aftrek van financieringskosten. Partijen kunnen ook tot een vergelijk komen en gezamenlijk het bedrag vaststellen van het werkelijke rendement. Zij zouden er ook bijvoorbeeld voor kunnen kiezen de wettelijke forfaits toe te passen op de spaargelden en het overig vermogen van de belastingplichtige.
De conclusie van de advocaat-generaal is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. Het is nog niet bekend wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.
Geef een reactie