Een huisarts en een neuroloog, beiden dga van twee BV’s, waaronder een huisartsenpraktijk, waren sinds 2005 klant van het kantoor van de RA, maar stapten medio 2022 over naar een ander kantoor. Die overstap kwam na de mededeling een jaar eerder dat het kantoor de dienstverlening voor een van de praktijken wil beëindigen.
Onprofessioneel
Na afloop van de dienstverlening resten er nog vragen over de financiële afrekeningen. Daar wordt over gemaild met een collega van de RA en die citeert in die mailwisseling een bankmedewerker, die een vervelende opmerking heeft gemaakt. Dat vinden de klagers onprofessioneel. Bovendien hebben ze geen antwoord gekregen op hun vragen over de eindafrekening, die direct is gecrediteerd. Daarom krijgen ze het vermoeden dat die afrekening frauduleus was. Dat is reden om een klacht in te dienen bij de Accountantskamer. Behalve van onprofessionaliteit betichten ze de RA ook van valse beschuldigingen, tekortschieten in zorgplicht en frauduleus handelen.
Eindafrekening liet op zich wachten
Uit de behandeling van de klacht blijkt dat de twee artsen vanaf november 2022 herhaaldelijk hebben gevraagd om de eindafrekening, die uiteindelijk in maart 2023 volgde en vragen opriep over de specificatie met betrekking tot de verwerking van elektronische bankafschriften, het oversluiten van een hypotheek die voor 50% bij de partner wordt opgevoerd en de werkzaamheden voor de financiering van het nieuwe gezondheidscentrum van de neuroloog. Ze spreken over ‘een enorme inspanning’ en ‘er is zonder ons medeweten blijkbaar heel erg veel en lang overlegd met de bank’. Een van de klagers stelt ‘vrijwel alles zelf’ te hebben gedaan.
‘Narcist’
De collega van de RA werpt daartegen in dat ‘hetgeen door jou gedaan is, geen constructieve bijdrage is geweest inzake de financiering’. Sterker nog, een van de artsen heeft de betrokken bankmedewerker vervelend behandeld, zo weet de collega, ‘terwijl je wist dat zij stervende was’. In de mail wordt nog toegevoegd wat de bankmedewerker exact heeft gezegd: ‘een narcist in de meest extreme vorm’. Desondanks worden de kosten voor het oversluiten van de financiering van de woning met 50% verminderd.
Die uitlating is tegen het zere been en bovendien willen de twee nog een correctie van bijna € 5.400 op de al verlaagde oversluitnota. Dat bedrag wordt overgemaakt, maar voor de kwetsende opmerking volgt geen excuus. Dat brengt de medici ertoe te stellen dat er frauduleus is gehandeld. ‘De eindafrekening was kennelijk niet juist, anders crediteert betrokkene deze niet zomaar.’
Niet betrokken, wel tuchtrechtelijk aanspreekbaar
De RA was niet betrokken bij de mailwisseling en kan daarom niet tuchtrechtelijk worden aangesproken, zo meent hij. Maar dat is niet helemaal juist, corrigeert de Accountantskamer. ‘[De collega] heeft werkzaamheden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van betrokkene ten behoeve van een professionele dienst. Artikel 14, tweede lid, van de VGBA verlangt dat een accountant ervoor zorgt dat er toereikende begeleiding van, toezicht op en beoordeling van deze werkzaamheden plaatsvindt. Betrokkene was wel in cc meegenomen in de berichtenuitwisseling. Hij was er dus mee bekend dat [de collega] zich onprofessioneel heeft uitgelaten, door een op zichzelf kwetsende opmerking van de bankmedewerker door te zetten aan klagers op een manier die doet denken dat [de collega] c.q. [het accountantskantoor] er zelf ook achter staat.’
Too little, too late
De reactie van de collega kwam pas na twee weken en bevatte weliswaar excuses, maar er werd geen afstand genomen van de uitlatingen van de bankmedewerker. En dat is wat de tuchtrechter betreft too little, too late. ‘Van een accountant mag op grond van artikel 14 VGBA worden verwacht dat er een gepaste reactie komt als een medewerker, voor wie hij verantwoordelijk is, over de schreef gaat.’ Daarom wordt de klacht over de onprofessionaliteit gegrond verklaard. De RA heeft evenmin gereageerd op het verzoek om een toelichting op de eindafrekening, waarmee hij de zorgplicht heeft geschonden.
Frauduleus handelen vindt de Accountantskamer echter niet aan de orde. Alleen het terugstorten van een bedrag is daarvoor onvoldoende. Wel is de tuchtrechter verbaasd dat de RA de eindafrekening nooit heeft bekeken. ‘De Accountantskamer verwacht van een accountant dat hij een deugdelijke eindafrekening maakt. Als een klant hem erover informeert dat de eindafrekening (mogelijk) niet deugt, ligt het in de lijn der verwachting dat de accountant zich afvraagt of de facturering wel goed is verlopen.’
Vlucht naar voren
De eindafrekening crediteren kwalificeert de kamer als een vlucht naar voren die niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Daarbij speelt een rol dat het conflict was geëscaleerd en dat uit de laatste mail van de klagers valt te lezen dat zij niet op verdere mailwisselingen zitten te wachten en het geschil achter zich willen laten als er betaald wordt. ‘Betrokkene heeft aangevoerd dat hij in dat bericht aanleiding zag om niet meer te reageren. Dat is op zichzelf voorstelbaar. Het aanbod van klagers doet in de verte denken aan een vaststellingsovereenkomst, waarbij tegen betaling finale kwijting wordt overeengekomen (al is daarvan in juridische zin geen sprake).’ Het klachtonderdeel is ongegrond, al vindt de Accountantskamer dat het verstandiger was geweest als de RA had toegelicht waarom hij niet meer had gereageerd.
De Accountantskamer legt aan de RA de maatregel van waarschuwing op, omdat het vooraf gaat over het handelen en nalaten van zijn collega. ‘Betrokkene valt vooral te verwijten dat hij niet heeft opgetreden toen hij via een bericht in cc had meegekregen dat de berichtenuitwisseling met klagers uit de rails liep. Daarop moet betrokkene een volgende keer zorgvuldiger toezien.’
Accountantskamer 26 juli 2024, uitspraak 23/2372 Wtra AK
Geef een reactie