Sinds 2009 is deze methode beperkt, maar dat is niet zo relevant voor deze bijdrage. Dat de premie(s) niet in mindering zijn gebracht moet wel worden aangetoond. Dit was onderwerp van geschil bij een procedure bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 juli 2024 (ECLI:NL:RBZWB:2024:5211).
Geschil
In de onderhavige zaak gaat het om een inmiddels in België wonende belastingplichtige. Hij ontvangt al enkele jaren een lijfrenteuitkering van een Nederlandse verzekeraar. De Belgische belastingdienst heeft de Nederlandse autoriteiten geïnformeerd dat deze belastingplichtige de lijfrenteuitkeringen ontvangt, waarbij geldt dat deze uitkeringen in België niet in de belastingheffing zijn betrokken. De belastingplichtige antwoordt desgevraagd aan de Nederlandse belastingdienst dat de premies in Nederland nooit in aftrek zijn gebracht. Als dat zo is, mag Nederland op grond van art. 18, lid 2, onder a van het Belastingverdrag Nederland-België, niet heffen over de uitkeringen. Als de premies wel in mindering zijn gebracht in Nederland, is in dit geval het heffingsrecht wel aan Nederland toegewezen.
Bewijs
Het gaat hier om een lijfrentepolis die al lange tijd geleden (voor 1996) is afgesloten. Zowel de belastingdienst als de belastingplichtige beschikken niet over stukken waaruit kan worden afgeleid of de premies in het verleden in mindering zijn gebracht. De rechtbank is van mening dat in dit geval de bewijsplicht bij de inspecteur ligt, daar deze de uitkeringen in de heffing wil betrekken in Nederland. De belastingdienst komt hierbij niet veel verder dan te stellen dat de polis is gesloten op het moment dat de belastingplichtige nog in Nederland woonde en dat de uitkeringen in de loonadministratie zijn opgenomen. De belastingplichtige voert geen argumenten aan om dit te ontzenuwen. En dit geheel is voor de rechtbank aanleiding om te stellen dat het gelijk aan de inspecteur is.
Andere procedures
Het is niet de eerste keer dat over dit onderwerp wordt geprocedeerd. Ook de staatssecretaris van Financiën heeft zich hierover geuit. In zijn aanschrijving van 29 juni 1990, nr. DB90/3579 (BNB 1990/341) geeft de staatssecretaris aan dat de saldomethode in dit soort situaties wordt toegepast als de belastingplichtige aantoont dat de premies niet in mindering zijn gebracht. In de procedure bij Hof Leeuwarden van 30 mei 2008 (ECLI:NL:GHLEE:2008:BD3133) slaagde de belastingplichtige daar niet in.
Ook bij Hof Leeuwarden 13 oktober 2006 (ECLI:NL:GHLEE:2006:AZ0304) slaagde de belastingplichtige maar deels in zijn bewijslast. In die procedure toonde de belastingplichtige, middels aangiften, wel aan dat hij over de jaren 1978, 1979, 1980, 1983, 1985, 1986, 1987, 1988, 1989, 1990 de premie niet in mindering had gebracht. Dat volgde het Hof, maar over de andere jaren (1981, 1982, enz.) werd een beroep op de saldomethode niet gehonoreerd.
Andere procedures in dit kader zijn onder meer Hof Den Bosch (ECLI:NL:GHSHE:2015:1287) , Hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2018:7862) en Rechtbank Noord-Holland (ECLI:NL:RBNHO:2020:1069) , waarbij telkens de belastingplichtige aan het kortste eind trok.
Analyse
Na het lezen van de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant van juli 2024 bekroop mij het gevoel dat de rechtbank de inspecteur wel heel makkelijk gelijk gaf. Ik vraag me toch af of de inspecteur het nu zo aannemelijk heeft gemaakt dat de premies in het verleden in aftrek zijn gebracht. De aangevoerde redenen waren wat mij betreft uitermate mager. Dat de erfgenamen van de betreffende belastingplichtige ook weinig argumenten naar voren brachten, doet uiteraard ook niet veel goeds aan hun zaak.
Bij eerdere, min of meer soortgelijke procedures, kregen belastingplichtigen alleen gelijk als ze onomstotelijk konden aantonen dat de premie niet in mindering was gebracht. Zie hiervoor bijvoorbeeld de procedure van 13 oktober 2006, waarbij de belastingplichtige er wel in slaagde voor een heel aantal jaren, maar niet voor een paar tussenliggende jaren. Het lijkt dan toch aannemelijk dat voor die tussenliggende jaren dezelfde lijn is gevolgd, maar toch krijgt de belanghebbende voor die jaren geen gelijk. Persoonlijk vind ik dat die belastingplichtige een veel sterkere positie had dan de inspecteur uit de procedure van juli 2024. Toch verliest de belastingplichtige in 2006 en wint de inspecteur in 2024.
Tot slot
Lijfrentepremies niet in aftrek brengen is in het algemeen niet aan te raden. Waarom zou je het niet doen? Probeer dit te voorkomen. In ieder geval is uitermate belangrijk dat als geconstateerd wordt dat lijfrentepremies niet in aftrek zijn gebracht en konden worden gebracht, dat goed vast te leggen. Laat dit zo nodig ook bevestigen door de belastingdienst middels een eenvoudig briefje. De jurisprudentie toont wat mij betreft aan dat belastingplichtigen nauwelijks kans op succes hebben als men niet 100% zeker kan maken dat de premie niet in aftrek is gebracht. Blijkbaar ging de bewijslast voor de inspecteur bij de procedure van 29 juli 2024 niet zover.
Mr. dr. Gerard Staats werkt bij het Bureau Vaktechniek van BDO Belastingadviseurs en is universitair docent aan de Universiteit van Tilburg en de Open Universiteit.
Deze bijdrage is eerder gepubliceerd op Pensioen Vanmorgen. Met Pensioen Vanmorgen onderbouw je jouw pensioenkennis. Je volgt relevante ontwikkelingen en krijgt nieuwe inzichten door zowel korte als beschouwelijke artikelen. Abonneer je op Pensioen Vanmorgen en ontvang alle ins en outs over pensioenen voor een goed onderbouwd pensioenadvies.
Geef een reactie