
Een tandartsen-echtpaar neemt een praktijk over en laat zich bijstaan door een belastingadviseur en een AA van hetzelfde kantoor. Het advies is om een maatschap aan te gaan, bestaande uit de twee tandartsen en een door hen op te richten BV. De AA zal de jaarrekeningen van de maatschap en de BV opstellen.
Autokosten niet in beeld
De belastingadviseur stuurt in april 2020 de conceptstukken over 2018 en daarbij blijkt dat een deel van de zakelijke autokosten niet in de concept-jaarrekening van de maatschap is verwerkt. Het blijkt dat de autokosten van een van de tandartsen via een eigen zakelijke rekening zijn betaald; het accountantskantoor heeft echter stelposten gehanteerd. “Dit mede gebaseerd op het jaar 2017, waarop weinig mutaties op deze rekening plaatsvonden.” Maar de kosten zijn best aanzienlijk: in totaal € 7.000. “Naar aanleiding van onze bespreking van maandag jl. had ik dan ook al de opdracht gegeven om bij definitieve afronding van de jaarcijfers 2018 deze autokosten nog fors te verhogen en de afschriften alsnog goed na te lopen”, laat de belastingadviseur weten.
Toch blijken er nog veel meer kosten niet meegeteld te zijn in de concept-jaarrekeningen van de maatschap en de BV. In overleg met de AA worden correcties doorgevoerd, die leiden tot een winst van € 263.111, in plaats van de eerder berekende € 312.919.
Btw-risico
Er volgt wel een klachtgesprek, waarin het accountantskantoor de samenwerking beëindigt. De tandartsen nemen daarna een register-belastingadviseur annex financieel planner van een verzekeraar in de arm. Die ziet dat in de gekozen constructie het personeel onder de BV valt en wordt uitgeleend aan de maatschap. “Middels deze constructie hebben jullie een btw-risico de onderneming in gehaald. Het uitlenen van personeel van een rechtspersoon aan een ander natuurlijk persoon is een btw-plichtige handeling. De btw die derhalve over de personeelskosten in rekening gebracht moet worden is niet terug te vorderen door de maatschap aangezien de maatschap een btw-vrijgestelde onderneming is.”
Dat leidt tot een aansprakelijkstelling aan het adres van het accountantskantoor. Er volgt een vaststellingsovereenkomst, waarbij de tandartsen een schadevergoeding krijgen.
Afwijken van overeenkomst niet overlegd
De belastingadviseur wordt voor de tuchtraad gedaagd en in 2022 berispt. De AA krijgt een klacht bij de Accountantskamer aan de broek. Hij heeft onzorgvuldig gehandeld bij de samenstelling van de jaarrekeningen over het jaar 2018 voor de maatschap en de BV, is de klacht.
Zo heeft de AA de afspraken in de maatschapsovereenkomst niet gevolgd door zonder overleg onder meer personeelskosten als kosten van de maatschap te presenteren en de winst tussen maatschap en BV verkeerd te verdelen. De Accountantskamer verklaart dat klachtonderdeel gegrond. “Naar het oordeel van de Accountantskamer betreft een afwijking van hetgeen in de maatschapsovereenkomst is vastgelegd, een aangelegenheid die betrokkene met klagers had moeten bespreken, zodat zij inzicht hadden kunnen verkrijgen in de toegepaste significante oordeelsvorming.” Dat er volgens de AA sprake is geweest van “intensief overleg” en “pragmatische keuzes” is niet toegelicht (de AA zelf was niet aanwezig op de zitting), zodat niet duidelijk is wat daar precies mee wordt bedoeld.
Wijziging bracht beter inzicht
Dat de vergelijkende cijfers 2017 niet aansloten op die van 2018, is niet onzorgvuldig, vindt de tuchtrechter. “Klagers hebben gesteld dat betrokkene met hen heeft besproken dat met ingang van 2018 de buitenvennootschappelijke kosten, die onderdeel waren van hun IB-aangiftes, bij de maatschapskosten zouden worden opgeteld. Daarom zijn de vergelijkende cijfers 2017 in de jaarrekening 2018 aangepast. Een wijziging van de vergelijkende cijfers 2017 in de jaarrekening 2018 draagt naar het oordeel van de Accountantskamer in dit geval bij aan een beter inzicht in het vermogen en het resultaat en is daarom niet onzorgvuldig.”
Afschriften waren al beschikbaar
Wel valt de AA aan te rekenen dat hij vakinhoudelijke fouten heeft gemaakt, zoals het niet verwerken van tienduizenden euro’s aan zakelijke transacties via de rekening van de maatschap. Het kantoor heeft de tandartsen zelf aangeraden ieder een eigen zakelijke bankrekening te gebruiken. “Het lag, mede in het licht hiervan, op de weg van betrokkene om zich bij het samenstellen van de jaarrekening te vergewissen dat hij tijdig de beschikking heeft over alle relevante afschriften van de verschillende bankrekeningen die de maten aanhouden. In de eerste conceptversie van de jaarrekeningen 2018 is bij de verwerking van de zakelijke autokosten van klager uitgegaan van stelposten, hoewel is erkend dat de bankafschriften van de rekening van klager waarop deze kosten zijn geboekt al beschikbaar waren gesteld.”
Ook heeft de AA niet betwist dat in de eerste conceptversie niet alle zakelijke kosten van de maatschap, zoals die met betrekking tot de tandheelkundige voorraad en inventaris, waren verwerkt. “De Accountantskamer overweegt dat een concept-jaarrekening onvolkomenheden en omissies mag bevatten, maar deze mogen niet het gevolg zijn van onzorgvuldig handelen van de accountant. Aangezien het verschil in winst tussen de concept-jaarrekening en de definitieve jaarrekening voor het grootste deel een gevolg is van het niet verwerken van gegevens waarover betrokkene al wel beschikte, is naar het oordeel van de Accountantskamer sprake van onzorgvuldig handelen door betrokkene.”
Niet toetsbaar opgesteld
De Accountantskamer legt de AA een berisping op, waarbij wordt meegewogen dat de AA “gedurende het gehele traject vanaf het klachtgesprek op 21 augustus 2020 geen zelfreflectie heeft getoond en dat hij zonder aanvaardbare reden niet ter zitting is verschenen waardoor betrokkene zich niet toetsbaar heeft opgesteld”.
Te gek voor woorden dat iemand die totaal geen zelfreflectie toont alleen een berisping krijgt. Geen zelfreflectie betekent dat het in de toekomst zo weer kan gebeuren. Bij dat risico is geen berisping maar op zijn minst een schorsing op zijn plaats.