
De Accountantskamer behandelde de klacht tegen de RA dit voorjaar en heeft nu uitspraak gedaan. De klagende partij is investeringsmaatschappij Aprisco, waar de gelden van de schoenenverkoper Ziengs in zijn ondergebracht. Die heeft twee jaar terug al een klacht tegen de RA ingediend en dat leidde toen tot een berisping.
Hij controleerde vele jaren de jaarrekeningen voor het familiebedrijf. In 2007 stapte hij over naar een ander kantoor, waarna de klant met hem meeging. Aprisco belegde in binnen- en buitenland. Door de jaren heen zijn er diverse wijzigingen geweest in de bestuurlijke inrichting van de holding waar Aprisco onder viel. Zo is er tijdelijk sprake geweest van een constructie waarbij het familiebedrijf onder een Maltese holding was geplaatst, maar sinds 2019 valt de holding onder een Stichting Administratiekantoor. Die stichting wordt bestuurd door de huisfiscalist en de huisadvocaat.
Sinds 2000 werd geld gestoken in het bedrijf Magda, dat in Costa Rica een resort ontwikkelt. Dat project is meerdere keren getaxeerd, waarbij de waarde in 2008 piekte op bijna 60 miljoen dollar. In 2022 leidde een taxatie echter nog tot een waarde van net boven de 10 miljoen dollar. De leningen aan de ontwikkelaar liepen op tot 23,7 miljoen dollar. In 2013 kocht Aprisco de projectontwikkelaar voor 1 dollar, waarbij is afgesproken dat de leningen werden omgezet in agio; toekomstige stortingen zouden ook als agio worden aangemerkt. Op de dag dat de aandelen zijn overgenomen, werden de leningen omgezet in agio voor een bedrag van ruim 28 miljoen dollar, op dat moment ruim € 21 miljoen.
Sinds 2007 was Aprisco tevens eigenaar van een recreatiecentrum: een ijsbaan met verhuurbare kantoorruimte. Die werd verhuurd aan een stichting, de voormalig eigenaar, die in 2012 failliet is gegaan. Het recreatiecentrum werd aanvankelijk getaxeerd op € 12,5 miljoen, maar in 2017 was daarvan nog € 4.225.000 over. Op de balans was het centrum wel steeds voor € 12,5 miljoen opgenomen. Tot 2014 stond het op de balans als “vastgoed in exploitatie”, vanaf 2015 als “vastgoed in ontwikkeling”.
Klacht: niet zorgvuldig en onafhankelijk
In de tweede tuchtklacht tegen de RA verwijten de klagers hem dat hij onvoldoende controlewerkzaamheden heeft verricht ten aanzien van de waardering van ontwikkelaar Magda en het recreatiecentrum. Daardoor heeft hij ten onrechte goedkeurende controleverklaringen bij de geconsolideerde jaarrekeningen 2013 tot en met 2019 van de holding afgegeven. Bovendien was hij door zijn langdurige betrokkenheid niet meer onafhankelijk. Dat had gevolgen, want door de onoplettendheid kon een bestuurder jarenlang voor grote sommen geld frauderen.
‘Beperkt verweer niet in voordeel’
De RA was eigenlijk te laat met zijn verweer, maar dat wordt alsnog toegelaten. “De jaarrekeningen die hier aan de orde zijn, zijn relatief lang geleden gecontroleerd. Betrokkene heeft echter niet naar voren gebracht dat hij (daardoor) niet meer over de stukken uit zijn controledossier kan beschikken. Betrokkene heeft zijn verweer beperkt gehouden, onder andere met het oog op de civiele aansprakelijkheidsprocedure die klagers voornemens zijn te voeren. Dat is een te respecteren keuze, al zal de Accountantskamer deze opstelling niet in betrokkenes voordeel uitleggen. Van een accountant wordt immers verwacht dat hij zich toetsbaar opstelt in een tuchtprocedure.”
Het beperkte verweer is niet onderbouwd met stukken of andere toetsbare bronnen. “De Accountantskamer kan niet enkel afgaan op blote, niet-onderbouwde beweringen van de controlerend accountant dat hij zijn controlewerkzaamheden wel in overeenstemming met de controlestandaarden (NV COS) heeft verricht. Populair gezegd: niet gedocumenteerd is niet gedaan. Dat maakt dat de klacht onvoldoende gemotiveerd is weersproken.”
Trustkantoor staat niet in de weg aan groepsverband
De tuchtrechter verklaart de klacht dan ook volledig gegrond. De RA heeft ten onrechte de gegevens van de ontwikkelaar niet geconsolideerd in de jaarrekeningen 2013-2019 van de holding. Hij stelt wel dat de ontwikkelaar werd bestuurd door een Curaçaos trustkantoor, waardoor de holding geen grip had op het bedrijf, maar er zijn meer elementen die bepalen of sprake is van een groepsverband, zo oordeelt de Accountantskamer. “De enkele constatering dat een trustbestuurder is aangesteld is naar het oordeel van de Accountantskamer dan ook onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat er geen groepsverband bestaat.”
Verkoopplannen niet aangetoond
De verveemdingsvrijstelling is niet van toepassing, onder meer omdat de goedkeurende controleverklaring over 2013 is afgegeven ruim een jaar na het verwerven van het kapitaalbelang in de ontwikkelaar. “Van betrokkene mocht daarom worden verwacht dat hij voldoende en geschikte controle-informatie zou hebben verkregen en in zijn controledocumentatie had vastgelegd, waarom naar zijn oordeel, ondanks het bestaan van de hiervoor genoemde contra-indicatie, aan de voorwaarden van de vervreemdingsvrijstelling werd voldaan en daarmee de toepassing daarvan aanvaardbaar was.” Dat er verkoopplannen waren, kan de RA niet met stukken onderbouwen.
Advies SRA
Ook de uitkomst van een consult bij de SRA, die de RA steunde in zijn conclusies, legt geen gewicht in de schaal. “De vraagstelling van betrokkene gaat immers uit van feiten en omstandigheden waarvoor geen voldoende en geschikte controle-informatie voorhanden is. Zoals de Accountantskamer hiervoor heeft overwogen heeft betrokkene immers het groepsverband onvoldoende beoordeeld en de aanvaardbaarheid van de toepassing van de vervreemdingsvrijstelling evenmin. Dat zijn wel de feiten en omstandigheden die betrokkene in zijn consult als een gegeven heeft beschouwd en de basis voor de beantwoording van de vraag door SRA. Bovendien lijkt het advies van de SRA tegenstrijdigheden te bevatten. […] Betrokkene had deze tegenstrijdigheden in overeenstemming met Standaard 220.18 moeten afstemmen met de geconsulteerde partij en moeten betrekken in zijn uiteindelijke afwegingen en conclusie.”
Frauderisicofactoren niet onderkend
De RA heeft fraude door de bestuurder en enig aandeelhouder van de ontwikkelaar volledig over het hoofd gezien. Niemand had zicht op wat er gebeurde of aanwezig was. “De transactie, waarbij [Aprisco] [Magda] kocht voor 1, dollar was een directe winst van 432.000 dollar voor [de bestuurder]. Dat is een transactie met een verbonden partij. Dat zijn frauderisicofactoren in de zin van Standaard 240, bijlage 1, omdat de persoonlijke financiële situatie van het management wordt bedreigd door de financiële prestaties van de entiteit.” Ook het gegeven dat de vastgoedmarkt door kapitaalintensiviteit, gebrek aan transparantie, subjectiviteit van waarderingen, complexiteit van sommige transacties, heterogeniteit van het product, laagdrempeligheid en veel relatief kleine spelers een verhoogd risico op fraude oplevert, heeft de RA niet onderkend.
Met betrekking tot het recreatiecentrum had de RA geen genoegen moeten nemen met alleen het taxatierapport dat uitging van een waarde van € 12,5 miljoen. Hij was ook onvoldoende kritisch op de herclassificatie van vastgoed in exploitatie naar vastgoed in ontwikkeling.
Niet langer dan zeven jaar betrokken
De richtlijnen van de van toepassing zijnde Nvooa en de Vio bepalen dat het de voorkeur verdient dat een accountant niet langer dan zeven jaren is betrokken bij de uitvoering van de controle-opdracht. “Als die termijn wordt overschreden, wordt van de verantwoordelijk partner verwacht dat hij zijn afwegingen, waarom hij van mening is dat er geen bedreiging is van zijn onafhankelijkheid, gemotiveerd vastlegt in zijn dossier. De Vio voegt aan die verplichting nog toe dat een andere functionaris bij de accountantseenheid zijn goedkeuring verleent en dat deze schriftelijke goedkeuring ook wordt vastgelegd.” Omdat de RA al sinds 2004 betrokken was bij de controle van de jaarrekening van de holding, vormde dat onmiskenbaar een bedreiging van de onafhankelijkheid. Hij heeft onvoldoende aangetoond dat en waarom hij tussentijds heeft afgewogen dat daarvan in dit geval geen sprake was.
Tweemaal een zware tuchtprocedure
De RA krijgt een tijdelijke doorhaling voor de duur van zes maanden opgelegd. “In betrokkenes voordeel laat de Accountantskamer meewegen dat hij zich al heeft uitgeschreven uit het register van de AFM en dus geen wettelijke controles meer zal uitvoeren. Ook heeft de Accountantskamer de proceshouding van klagers meegewogen, die ervoor hebben gekozen de klacht in twee fases in te dienen. Hoewel die proceshouding begrijpelijk is met het oog op het voorkomen dat de klachttermijn zou verstrijken, is het effect geweest dat betrokkene tweemaal geconfronteerd is met een (zware) tuchtprocedure die voor een groot deel soortgelijke klachten omvat.”
Geef een reactie