Een accountant die zich in de nesten werkte met een onjuiste verklaring ten behoeve van een echtscheidingsprocedure heeft in de door hem aangespannen hoger beroepszaak gedeeltelijk succes. Een vorig jaar door de Accountantskamer opgelegde berisping wordt omgezet in een waarschuwing, aangezien een verwijt van schending van het integriteitsbeginsel op een misverstand bleek te berusten.
De AA gaf in 2015 een verklaring af in opdracht van de vrouw over de kosten van de huishouding, die ze vervolgens gebruikte bij een gerechtelijke procedure over de alimentatie. Die verklaring bleek echter al snel onjuist, de ex-man wees de accountant op kosten die niet tot de normale kosten van de huishouding vallen. Daarop gaf de accountant in 2017 een nieuwe verklaring uit, die echter niet wezenlijk afweek van de eerste.
Waarheidsvinding belemmerd
In het oordeel sprak de Accountantskamer uit dat de AA de door hem aan het begrip ‘kosten van de huishouding’ gegeven interpretatie in zijn mededeling in 2015 duidelijk had moeten expliciteren zodat zijn werkwijze voor de rechter inzichtelijk en toetsbaar was geweest. Dat gold naar het oordeel van de tuchtrechter te meer omdat hij, naar ter zitting bleek, wist dat een wettelijke definitie van dit begrip ontbreekt en het begrip voor meerdere uitleg vatbaar is. Door zijn handelwijze kon de waarheidsvinding door de rechter worden belemmerd. Ook in de mededeling in 2017 lichtte hij zijn interpretatie van het begrip ‘kosten van de huishouding’ niet toe, constateerde de Accountantskamer. De AA kreeg daarom een berisping opgelegd.
Hoger beroep
De AA ging in hoger beroep en boekt daarmee nu een succesje. Zijn eerste grief bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) was dat de Accountantskamer ten onrechte zou hebben geoordeeld dat zijn handelen tuchtrechtelijk laakbaar was. De accountant meende namelijk dat de accountantsmededeling 2015 niet onjuist was. Het CBb is het daar echter niet mee eens. Het College is, net als de Accountantskamer, van oordeel dat de AA de door hem aan het begrip ‘kosten van de huishouding’ gegeven interpretatie in zijn mededeling 2015 had moeten expliciteren zodat zijn werkwijze (voor de rechter) inzichtelijk en toetsbaar was geweest. Het College is daarbij van oordeel dat de AA in ieder geval in de mededeling had moeten uitleggen dat in de ‘kosten van de huishouding’ een bedrag was begrepen met de omschrijving ‘waarborgsom’, welk bedrag betrekking had op de aankoop van de echtelijke woning en welk bedrag in de door de AA onderzochte periode door de notaris is teruggestort op de rekening van de ex-echtgenote van de klager. Door dit na te laten heeft de AA in strijd gehandeld met het beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Misverstand
Met zijn tweede en derde grief heeft de AA meer succes bij het CBb. De accountant voerde aan dat de Accountantskamer ten onrechte oordeelde dat hij het integriteitsbeginsel heeft geschonden door de mededeling van 30 augustus 2017 uitsluitend aan zijn opdrachtgeefster te verstrekken. Uit het klaagschrift blijkt dat de mededeling 2017 door de AA ook aan de ex-man is toegezonden op 31 augustus 2017. Het door de Accountantskamer aan de AA gemaakte verwijt berust kennelijk op een misverstand, constateert het CBb naar aanleiding daarvan. Deze grief slaagt dan ook. Als derde grief voerde de AA aan dat de maatregel van berisping die is opgelegd door de Accountantskamer te zwaar is. Ook deze grief slaagt. Het College acht het opleggen van de maatregel van waarschuwing in dit geval passend en geboden, waarbij het College mede in aanmerking neemt dat het oordeel van de Accountantskamer dat de AA het integriteitsbeginsel heeft geschonden kennelijk op een misverstand berust.
Geef een reactie