Een accountant in business die een tijd in de Verenigde Arabische Emiraten woonde en werkte deed alsof hij nog bestuurder van een bedrijf was waar hij al ontslag had genomen. Daarmee kreeg hij het voor elkaar dat er ten onrechte geld werd overgemaakt naar een bedrijf waarvan hijzelf en zijn echtgenote bestuurder waren. Ook verstrekte hij een valse verklaring aan de bank om een lening voor een auto los te krijgen. De Accountantskamer oordeelt dat de RA daarmee in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit niet eerlijk en oprecht heeft gehandeld en legt hem een berisping op.
Uitspraak: 19-658, 19-2025 RA (pdf)
Onenigheid zakenpartner
De RA richtte in 2016 samen met een zakenpartner een bedrijf op in de Verenigde Arabische Emiraten dat zich bezighield met het leveren van verschillende financiële diensten. De RA was vanaf de oprichting medebestuurder en verdiende op grond van een arbeidsovereenkomst 100.000 dirham per maand, omgerekend ongeveer 25.000 euro. Begin 2018 was bij het bedrijf sprake van problemen met de cashflow. Bovendien ontstonden in de loop van het jaar 2018 spanningen tussen de RA en zijn zakenpartner. In oktober 2018 nam de accountant ontslag.
E-mailaccount zakenpartner
Vervolgens liet hij het e-mailaccount van zijn voormalige zakenpartner bij het bedrijf dat ze samen hadden opgericht vervallen, nadat de voormalige zakenpartner hem niet betaald had voor het verlengen daarvan. De voormalige zakenpartner kon daardoor met ingang van 12 november 2018 geen kennis meer nemen van e-mails die aan hem als bestuurder van het bedrijf waren gericht.
Het bedrijf was partij bij een geschil dat behandeld werd door het London Court of International Arbitration (LCIA). Op 17 oktober 2018 berichtte een medewerker van het LCIA de accountant en zijn voormalige zakenpartner op hun e-mailadressen als bestuurders van het bedrijf dat naar aanleiding van de arbitrage een bedrag van £ 27.370,93 aan het bedrijf diende te worden terugbetaald. Er werd verzocht om aan te geven naar welke bankrekening dit bedrag kon worden overgemaakt, waarop de RA mailde dat het bedrag kon worden overgemaakt naar een bankrekening van een ander bedrijf waarvan hij en zijn echtgenote bestuurder waren. De RA liet daarbij een cc van de e-mail naar het e-mailadres van zijn voormalige zakenpartner sturen. Het bedrag werd vervolgens overgemaakt naar de door hem genoemde bankrekening.
Tuchtklacht
De voormalige zakenpartner kreeg daar lucht van en diende een tuchtklacht in bij de Accountantskamer. Daar werd hem niet alleen verweten dat hij het bedrag had laten overmaken naar het andere bedrijf. De klagers verweten hem onder anderen ook zich schuldig te hebben gemaakt aan valsheid in geschrifte en oplichting door het verstrekken van valse salarisspecificaties aan een bank en het plegen van een strafbaar feit door het afgeven van een ongedekte cheque. Voor dat laatste werd hij eind 2018 bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar. Aan de hand van de stukken en wat ter zitting naar voren is gebracht is het voor de Accountantskamer echter niet mogelijk om met voldoende mate van zekerheid vast te stellen dat de handtekening op de cheque die is aangeboden aan de bank daadwerkelijk door betrokkene geplaatst is, spreekt de tuchtrechter uit. Dat klachtonderdeel wordt daarom ongegrond verklaard.
Gegrond
Toch ziet de Accountantskamer flinke tekortkomingen: ‘Betrokkene heeft in het contact met het LCIA de onterechte indruk gewekt dat hij bevoegd was om klaagster te vertegenwoordigen. Door het sturen van een cc van zijn aan het LCIA gerichte e-mail aan klagers e-mailadres bij klaagster, heeft hij de indruk dat hij in overeenstemming met de wensen van het bestuur van klaagster handelde, versterkt. Dit klemt te meer nu betrokkene wist dat klagers e-mailadres bij klaagster niet langer in gebruik was. Dat betrokkene, naar hij verklaard heeft, geantwoord heeft door middel van de knop ‘reply to all’ vormt hiervoor geen geldig excuus, en doet er in elk geval niet af dat hij, naar hij ook moest weten, klaagster niet rechtsgeldig vertegenwoordigde. […] De stelling van betrokkene dat de voorschotten voor de bij het LCIA gevoerde procedure geheel of gedeeltelijk door [A] waren voldaan ten behoeve van klaagster, vormt, wat hiervan ook zij, geen rechtvaardiging voor het handelen van betrokkene. Evenmin is relevant of, zoals betrokkene stelt, de bankrekeningen van klaagster waren geblokkeerd, [A] niets meer aan klaagster verschuldigd was dan wel of [A] en klaagster in een groep waren verbonden, met dezelfde aandeelhouders en UBO’s. Betrokkene heeft zich in het contact met het LCIA voorgedaan als bestuurder en vertegenwoordiger van klaagster, terwijl hij dat niet (meer) was en hij heeft de indruk gewekt dat hij zijn ‘medebestuurder’ (hoewel hij zelf geen bestuurder meer was) in de communicatie betrok terwijl hij wist dat het e-mailadres (in de cc) niet bereikbaar was. Hij heeft dan ook, in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit, niet eerlijk en oprecht gehandeld.’
Lening auto
Ook de klacht over valsheid in geschrifte en oplichting door het verstrekken van valse salarisspecificaties aan banken wordt gegrond verklaard. Samen met zijn echtgenote ontving hij namelijk maandelijks 130.000 dirham van het bedrijf, 100.000 voor hemzelf en 30.000 voor zijn echtgenote. Bij de bank verklaarde hij voor de verkrijging van een lening voor een auto echter zonder onderscheid te maken dat hij maandelijks 130.000 dirham salaris ontving. De accountant meldde daarover bij de Accountantskamer dat uitsplitsing van het bedrag in twee salarissen niet paste in het systeem van de bank en dat ook met slechts zijn eigen salaris voldaan werd aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de lening. Het samenvoegen van beide salarissen in de aan de bank verstrekte verklaring was volgens de RA slechts bedoeld als een praktische oplossing voor dit probleem.
Integriteit
Vast staat dat de verklaring niet naar waarheid is opgemaakt, constateert de Accountantskamer daarover in de uitspraak. ‘Dat betrokkene, zoals hij op de zitting heeft toegelicht, nooit de intentie heeft gehad om anderen hiermee te benadelen, maar enkel om een praktische oplossing te vinden voor een probleem dat zich voordeed, doet er niet aan af dat hij in dezen niet eerlijk en oprecht is opgetreden. Betrokkene heeft dan ook gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit.’
De Accountantskamer acht daarom een berisping op zijn plaats.
Bas van Roosendaal zegt
Waarom wordt zo’n accountant niet direct uitgeschreven uit het accountantsregister?
Maar NBA heeft zelf ook een integriteitsprobleem.