
Het gebrekkige anti-witwasbeleid van ABN AMRO lag de afgelopen jaren flink onder vuur. In een zaak die (de familie van) twee verdachten in de corruptiezaak rond het bedrijf Odebrecht aanspanden bij de rechtbank Amsterdam krijgt de bank echter juist grotendeels gelijk.
De bankrelatie met een aandeelhoudersstichting van de familie mocht worden beëindigd, vanwege de serieuze verdenkingen in het Odebrecht-onderzoek, ‘die de kern van het financiële stelsel raken’. De registratie van twee niet-verdachte familieleden op een interne risicolijst van de bank is daarentegen niet gepast, oordeelt de rechtbank. ABN AMRO wilde met die registratie voorkomen dat de activiteiten van de stichting eenvoudig konden worden voortgezet, bijvoorbeeld met een nieuw op te richten stichting. De poortwachtersfunctie van het financiële stelsel die de bank moet vervullen brengt mee dat bij nieuwe aanvragen alle bekende risico’s in kaart moeten kunnen worden gebracht, beargumenteerde de bank. Maar de rechter vindt dat de registratie niet gepast is bij klanten die zelf geen verdachte zijn.
door Misha Hofland
Odebrecht-zaak
Rond het Braziliaanse bedrijvenconglomeraat Odebrecht ontstond enkele jaren geleden een enorme corruptiezaak. Ook ABN AMRO kwam daarbij onder vuur te liggen. Er zouden steekpenningen zijn betaald die deels via rekeningen van de bank liepen. ABN AMRO deed jarenlang te weinig aan witwasbestrijding en betaalde daarvoor in navolging van ING inmiddels ook een forse boete, mede vanwege de rol van de bank in de Odebrecht-zaak.
Het strafrechtelijke Odebrecht-onderzoek dat begin 2019 door de FIOD werd gestart vloeit voort uit het Braziliaanse ‘Car Wash-onderzoek’ en is gericht op grootschalige ambtelijke corruptie waarbij voor $800 miljoen aan steekpenningen is betaald. Volgens een bericht in het Financieel Dagblad van 27 februari 2019 gaat het daarbij om tenminste €100 miljoen aan betalingen die zijn verhuld met behulp van Nederlandse vennootschappen.
Aandeelhoudersstichting
Twee van de verdachten in die zaak zijn de UBO’s van een stichting administratiekantoor voor aandelen en obligaties, een zogenaamde STAK. Hun vader is sinds 1 november 2019 statutair bestuurder van de STAK, samen met een dochter die geen verdachte is in de corruptiezaak. De stichting bankierde bij ABN AMRO. In het kader van het Odebrecht-onderzoek heeft de FIOD op 26 februari 2019 drie bedrijfspanden en drie woningen doorzocht in verband met het vermoeden dat Nederlandse vennootschappen het betalen van steekpenningen hadden gefaciliteerd. Eén van de twee kinderen is daarbij aangehouden en samen met een broer of zus als verdachte aangemerkt. Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven dat in het Odebrecht-onderzoek sprake is van een verdenking van deelname aan een criminele organisatie en het faciliteren (medeplegen) van corruptie en valsheid in geschrifte.
ABN AMRO zegt bankrelatie op, rechtszaak volgt
ABN AMRO voerde naar aanleiding van het Odebrecht-onderzoek een herzien cliëntenonderzoek uit en besloot daarop eind 2019 de bankrelatie met de stichting op te zeggen. Bij de opzegging werd ook aangekondigd dat de bank de gegevens van de stichting en de bestuurders zou opnemen in haar interne register. De stichting en de niet-verdachte vader en dochter die bestuurder zijn besloten daarover een rechtszaak aan te spannen tegen de bank.
De rechtbank oordeelt nu echter dat de bank onder de gegeven omstandigheden over kon gaan tot beëindiging van de relatie en dit dus niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarbij wordt onder meer overwogen dat het bij het Odebrecht-onderzoek gaat ‘om serieuze verdenkingen die de kern van het financiële stelsel raken.’ Dat er nog geen strafrechtelijke veroordeling van de twee UBO’s is gevolgd laat onverlet dat een serieuze verdenking een grond kan zijn om een bankrelatie te beëindigen, oordeelt de rechtbank. Een andere uitkomst zou betekenen dat een bank steeds gehouden is een relatie voort te zetten, zelfs bij ernstige verdenkingen, zolang de strafrechter geen uitspraak heeft gedaan.
Registratie
Dat de stichting op een interne risicolijst van de bank werd gezet kan volgens de rechter ook door de beugel. ‘Die opname is noodzakelijk ter behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de bank, die bestaan in het waarborgen van de veiligheid en de integriteit van de financiële sector en het voorkomen van fraude en misbruik.’
Dat geldt niet voor opname op de lijst van de niet-verdachte vader en dochter. Een (hechte) familieband is onvoldoende voor opname op de lijst. De twee vormen volgens de rechtbank bovendien zelf niet een dusdanig risico voor de bank dat opname van hun gegevens op de lijst gerechtvaardigd is.
Geef een reactie